Mijn lieve mama is er niet meer...

Het is dinsdag 30 november 2021, ongeveer 14:15 uur. Met mijn tasje met beha en borstprothese loop ik door het ziekenhuis, op weg naar J3, Oncologie: verpleegafdeling. Ze had een half uurtje geleden gebeld met de vraag of ik die beha mee kon nemen, want morgen zou ze naar het zorghotel om te revalideren zodat ze daarna lekker thuis kon zijn. Ze wilde graag naar huis, want ze lag inmiddels al een maand in het ziekenhuis - eerst in Zwolle, en nu alweer zo’n twee weken in Rotterdam - en was het wel een beetje zat. Zoals elke dag loop ik de afdeling op richting kamer 16. Ik passeer de verpleegstersbalie waar ik in het voorbijlopen word aangekeken. Twee deuren verder is haar kamer en als ik daar aankom zie ik een A4 op de deur; ‘niet betreden aub, melden bij de balie’. Door het raam in de deur zie ik het gordijn dicht.

Op dat moment weet ik het al, maar wil ik er nog niet aan. ‘Ze zijn vast met een procedure bezig. Er moest nog vocht uit haar long worden getapt voor ze naar het zorghotel kon, dus dat zijn ze aan het doen’. Achter me hoor ik diverse verpleegsters. ‘Meneer… meneer… MENEER…’ en tegelijk gaat mijn telefoon. Onbekend nummer. Ik neem op en krijg de zaalarts aan de lijn. Als ik hem zeg dat ik bij haar deur sta hangt hij op terwijl vier verpleegsters mijn pad blokkeren en me achteruit bonjouren.

Daar komt de zaalarts die me vraag even te gaan zitten. Een verpleegster zegt ‘zes is vrij’ en ik word meegenomen naar kamer 6 door drie verpleegsters en de zaalarts. Ik word in een stoel gezet en de arts zet zijn meest serieuze gezicht op. ‘Ik heb al een vermoeden,’ hoor ik mezelf met trillende stem zeggen terwijl in mijn hoofd nog steeds de gedachte speelt dat er een behandeling gaande is. Het ging immers goed met haar. Ze had net vrijdag haar tweede immunotherapiebehandeling gehad. Niet om te genezen - dat zou ze niet meer - maar om haar nog een behoorlijke tijd te geven. Behoorlijke tijd die ook nog eens kwalitatief goed zou zijn als de behandeling aan zou slaan - en daar was goede hoop op.

Ze had ergens in haar 30-er jaren al haar baarmoeder en eierstokken moeten laten verwijderen en in 2000 kreeg ze een heel zware en agressieve vorm van borstkanker waar ze zware chemotherapie en bestralingen voor moest ondergaan en die haar uiteindelijk haar rechterborst kostte. Een jaar of 15 geleden een zwaar hartinfarct waardoor ze nog maar 35% hartfunctie had. Al jaren COPD-4 waar ze zich nog steeds zonder extra zuurstof doorheen werkte – want opgeven zat niet in haar DNA. Ook had ze anderhalf jaar geleden in de linkerlong ‘ventielen’ geplaatst gekregen. Die zorgen ervoor dat het slechte, aangetaste deel van haar long wordt afgesloten van zuurstof zodat alle zuurstof in het beter-werkende deel van haar long blijft. Dat heeft goede resultaten gehad waardoor ze na die ingreep veel minden benauwd was dan voorheen en ze zelf weer regelmatig naar de supermarkt kon, en ’s morgens niet meer een uur op de rand van het bed hoefde te zitten om op adem te komen.

Het laatste jaar had ze ook nog eens zeer zware zenuwpijnen in haar zij en middenrif. Nee, ze had het niet makkelijk.

En dan begin oktober. De telefoon gaat en mijn moeder zegt dat ze bij de SEH is in Maasstad in Rotterdam. Ze was weer heel benauwd geweest. Ik rij vanuit Zwolle die kant op en inmiddels is ze opgenomen op de longafdeling. Er wordt in de dagen erna vocht afgenomen en en zijn foto’s gemaakt. Daarop is iets te zien en een PET/CT-scan is noodzakelijk. Als ze enkele dagen later vrij abrupt wordt ontslagen uit het ziekenhuis bedenken we ons nog niet dat dat waarschijnlijk is omdat het ziekenhuis de uitslag die zij dagen later op de vijftiende pas zal krijgen.

Die vrijdag ga ik met haar naar het ziekenhuis voor de uitslag van de longvloeistof en scans. Vrij snel na binnenkomst is het al duidelijk. Fase 4 longkanker met uitzaaiing naar het longvlies, maar er is mogelijk nog een levensverlengende behandeling. Of die mogelijk is weten we pas enkele dagen later, dus gaat ze in de tussentijd mee naar Zwolle. We zetten een bed in de woonkamer zodat ze geen trap hoeft te lopen en het gaat best goed en als we terug naar Rotterdam gaan om te horen of er behandeling mogelijk is blijkt daar dat haar vorm van kanker precies degene te zijn waarbij immunotherapie mogelijk is en waarmee goede resultaten worden behaald. Garanties zijn er niet, maar in zo’n situatie is elke strohalm iets om je aan vast te klampen.

Enkele dagen later heeft ze de eerste behandeling. J3, oncologie, dagverpleging. Dat verloopt prima en ze heeft nog geen bijwerkingen dus gaan we de volgende ochtend, zaterdag 30 oktober, weer naar Zwolle. Ze zou gewoon lekker een paar daagjes mee gaan.

Maandagmorgen vroeg echter is ze dermate benauwd dat ik 112 bel en die voert haar met een zuurstofniveau van 76% naar de SEH in het Isala in Zwolle. Ik rij erachteraan en ook hier wordt ze meteen opgenomen.

Er zit toch weer veel vocht achter de longen en dus wordt een drain geplaatst en ze zal een paar dagen moeten blijven. Na het drainen zal de long ‘geplakt’ worden zodat er geen vocht meer tussen long en longvlies kan komen. Er is echter tegelijk een complicatie; er is een longembolie gevonden in haar rechterlong en dus krijgt ze bloedverdunners.

Terwijl het vocht uit haar longen trekt begint ze echter bloed op te hoesten. En niet kleine hoeveelheden, maar echt telkens een mond vol. Intussen ben ik elke dag bij haar op bezoek en merk ik dat het verder best goed gaat en twee dagen later wordt de drain verwijderd en de long geplakt. Ook wordt gestopt met de bloedverdunners omdat het ophoesten van het bloed teveel wordt. Ook wordt ze veel misselijk, vanwege het onbedoeld inslikken van bloed.

Het betekent dat ze weer een paar dagen langer moet blijven, om te zien of het bloeden vermindert.

Dat doet het, maar het resultaat is wel dat de embolie gevaarlijker wordt. Nadat het bloeden helemaal is gestopt wordt besloten toch weer milde bloedverdunners te gebruiken. De artsen moeten schipperen en proberen meerdere problemen tegelijk aan te pakken zonder met de behandeling van het een een probleem te creëren met het ander.

Dit keer gaat het goed met de bloedverdunners en mogelijk mag ze na een dag of twee naar huis, wordt gezegd.

Dan vormt zich opnieuw vocht in haar long en opnieuw wordt een drain geplaatst. Dit keer niet twee dagen, maar een dikke week. Elke dag ben ik bij haar en elke dag praten we erover. Uiteindelijk ligt ze ruim 2 weken in het Isala, tot ze wordt overgeplaatst naar het Maasstad in Rotterdam, waar uiteindelijk haar behandelend artsen zich ook bevinden. Ik reis dezelfde dag naar Rotterdam en settel me in haar woning.

In Rotterdam gaat het allemaal eigenlijk redelijk goed, maar er is wel een nieuw probleem; vocht in haar benen én een lage bloeddruk. Dat laatste maakt het onmogelijk om zware plastabletten in te zetten, dus worden haar benen ingepakt in verband.

3 weken na de eerste behandeling met immunotherapie, maandag 22 november, krijgt ze de tweede. Nog een week of twee en we weten of de immunotherapie wel of niet aan slaat. Fingers crossed. En ze knap zowaar lekker op. Ja, ze heeft Oxy tegen de zenuwpijnen en is daarom af en toe een beetje warrig, maar ze is vrolijk, voelt zich op zich over het algemeen goed. Af en toe is ze wat misselijk, maar meer ook niet. Het gaat zelfs zo goed dat de artsen besluiten dat ze stabiel genoeg is om naar een revalidatiehotel te gaan. Dat hoort ze woensdag 24 november. Het is wachten op een plekje. Op diezelfde woensdag vertrek ik een paar dagen naar huis. Ik moet administratie regelen en heb behoefte om mijn gezin weer te zien. Woensdagavond laat kom ik aan en ik heb een leuk weekend met het gezin. We gaan twee keer naar de bioscoop, we beeldbellen met mijn moeder, we kijken wat tv en ik kan de administratie wegwerken. Maandag 29 november ben ik 21 jaar getrouwd en wil eigenlijk die dag thuis zijn, maar zondagmiddag besluit ik toch dat ik maandagmiddag al vertrek zodat ik maandag nog op bezoek kan. En dat lukt gelukkig. Ik word nog gebeld door nazorg die een plek ijn het zorghotel heeft dat vlak bij huis ligt, tegenover het Ikazia ziekenhuis. Ze wordt daar woensdag 1 december om 10.00 verwacht.

Maandag 29 november ben ik om 17:30 bij haar en kan ik nog twee uurtjes op bezoek zijn. We hebben het over het zorghotel en ze heeft er zin in. ‘hopelijk een paar weekjes en dan lekker naar huis toe’.

Zoals altijd geef ik haar een zoen en knuffel als ik vertrek en zeg ik ‘slaap lekker straks en tot morgen’, niet wetende dat ik haar niet meer in leven terug zou zien.

De volgende morgen belt nazorg weer; het zorghotel wordt een Corona-afdeling en daar kan ze niet heen. Ze moet dus naar een zorgboerderij in Capelle a/d IJssel. Stuk lastiger qua bezoek omdat dat in de spits zomaar een uur rijden is, maar we zorgen wel dat dat goed komt. Direct nadat ik ophang belt m’n moeder me hierover. Huilend, want ze snap prima dat die afstand gewoon erg lastig is te overbruggen. Ik stel haar gerust, want hoe dan ook – ik kom gewoon op bezoek. En ze kalmeert en ziet het toch weer positief in. Het wordt nog positiever als ze een uurtje later terug belt. Er is TOCH plek in het zorghotel tegenover Ikazia. Er is een voorzichtige jubelstemming, want dat is 5 minuten met de auto en ik kan dus veel langer op bezoek zijn en ook voor haar zus zou dat veel praktischer zijn.

En ze wordt woensdag 1 december gewoon weer om 10.00 verwacht. Ze zal er per ambulance heen moeten omdat ze nog steeds extra zuurstof krijgt. Om 13:40 spreek ik haar nogmaals. Of ik haar beha met prothese mee kan nemen, want ze ‘moet er wel een beetje toonbaar uitzien’, grapt ze. Ik zoek ‘m op en zeg haar dat ik ‘m mee neem en met een ‘tot zo’ hangen we op. Ik stap in de auto en rij naar het ziekenhuis. Voor de laatste keer, want morgen moet ze om 10.00 in het zorghotel zijn. Ik ga voor de laatste keer bij haar op bezoek in het ziekenhuis. En het werd de laatste keer, maar om een andere reden...

‘ik heb al een vermoeden,’ zeg ik tegen de arts en de meewarig kijkende verpleegsters die om me heen staan. In mijn hoofd hoop ik nog steeds op een wonder. Dat er gewoon iets anders aan de hand is. Maar dan zegt de dokter dat ze helaas plotseling is overleden en dan breek ik. Maar dan ook compleet. Ik voel wel troostende handen op mijn schouder af en toe als ik opkijk zie ik verpleegsters met waterige ogen, maar het dringt verder niet tot me door.

Uiteindelijk kom ik tot rust en leggen de zaalarts en verpleegsters uit dat het echt onverwacht was. Alles ging goed en ze hadden haar juist nog gesproken, maar ze was rond 14.00 overleden.

Er wordt gevraagd of ik haar nog wil zien. Dat wil ik wel en terwijl de arts zorgt dat ze klaar is voor bezoek houden de verpleegsters me om beurten gezelschap en delen anekdotes met me, want ze was geliefd onder het personeel en ze hadden veel grappen meegemaakt van haar.

Uiteindelijk word ik naar haar kamer gebracht. De verpleegster vraagt nog of ik het eng vind. 'Natuurlijk niet,' zeg ik terwijl mijn stem weer breekt en mijn ogen volschieten. 'Het is mijn moeder...'

Ze aait me nog eens over de schouder, doet de deur open en trekt het gordijn opzij. Ik zie haar liggen. Ze lijkt te slapen, zo rustig en vredig ligt ze erbij. Ik breek weer en knuffel haar al snikkend en even later laten ze me met haar alleen. Ik bel mijn vrouw en mijn tante en beiden willen nog langs komen en als iedereen geweest is zijn we bijna 6 uur verder. Vier uur daarvan ben ik met haar alleen geweest, heb ik haar nog vanalles gezegd en heb ik stilzwijgend herinneringen opgehaald.

En inmiddels is het zover. Op het moment dat dit geplaatst wordt begint haar uitvaart, zoals ik met haar besproken heb en zoals zij het wilde. Sober en met louter de mensen die om haar gaven en die ze om haar heen wilde. Een grote crematie had ook niet gemogen, vanwege Corona. De zaal mag maar 30 personen bevatten en is, hoewel driekwart leeg dus volgeboekt. 'kutcorona,' zoals ze het noemde. Het Corona dat ervoor zorgde dat er maar een - of twee afhankelijk van welke ziekenhuisperiode en afdeling - mensen per dag op bezoek mochten komen.

De afgelopen dagen hebben we allerlei zaken moeten regelen, en als haar crematie straks achter de rug is volgt de rest. En dat zal zwaar zijn, maar dan is het zwaarste achter de rug. Het helen moet nog beginnen.

Zijzelf ging altijd maar door. Wat voor ellende ze ook meemaakte, ze liet zich nooit uit het veld slaan, ging nooit op bed liggen. Altijd maar door. En nu... Nu heeft het leven besloten dat ze niet meer door hoeft. Dat het goed is zo.

Ik mis haar…

Ik mis je, mama……

8 februari 1955 - 30 november 2021

 

Namens mijzelf, Jolanda en de kinderen bedankt voor de steunbetuigingen op het forum, in kaartvorm, in bloemvorm en alle andere vormen die we de afgelopen tijd hebben gekregen.