Emotionele blindheid

Een jaar geleden schreef ik een artikel 'Het meisje dat ik niet kan vergeten'. Over een peuter die twee uur onvrijwillig in een buggy zat.
(Ik heb het gezelschap drie keer langs zien komen, steeds met een tussenpoos van ongeveer een uur)
Hoe ik weet dat het zo lang achter elkaar was?
Toen het meisje aangaf dat ze eruit wilde, zei de moeder: “Nee, want jij loopt weg”.
Op een toon van: Hoe haal je het in je hoofd om dat te vragen?
Het kan zijn dat het meisje er toch wel even uit is geweest, al is het maar om naar de WC te gaan. Maar de kans dat ze heeft kunnen spelen en wandelen, is erg klein.
De moeder zei bijvoorbeeld niet: “We gaan zo naar de speeltuin.”

Toen het meisje uit frustratie haar knuffel van zich af gooide, raapte de moeder de knuffel op alsof het een bananenschil was.
“Jij bent de hele tijd al bezig”, verweet zij haar dochtertje en gaf de knuffel niet terug.
Een kind dat al in de stress zit een schuldgevoel aanpraten en emotioneel verstoten.
Op dat moment leek er iets in het meisje te breken. Kinderen huilen natuurlijk wel vaker, maar lang niet altijd hoor ik zoveel psychische nood in die stem.
Nog zie ik die zwaaiende beentjes voor me. En de knuffel die tussen de vingers van de moeder bungelde, terwijl ze tegelijk de buggy voortduwde.

Toen ik dit verhaal deelde kreeg ik spot, boosheid en wantrouwen over me heen. Hoe haal ik het in mijn hoofd om daar iets van te zeggen?
Het betreffende kind wordt am passant nog even voor 'kreng' en 'etter' uitgemaakt.
Liefde, veiligheid en speelruimte wat ieder kind gewoon nodig heeft, moeten sommige kinderen blijkbaar 'verdienen'.

Niet iedereen reageert zo. Een vader van een meisje van twee schrijft een voorbeeld uit zijn eigen leven. Anekdotisch en redelijk genuanceerd.
Er zijn zelfs twee mensen die het voor het meisje uit mijn artikel opnemen.

Als ik schrijf hoe ik als tiener elke schooldag twee uur in een taxi-busje zat, dan krijg ik steun en begrip.
Terwijl het om hetzelfde opvoedmechanisme gaat:
Het is voor je eigen veiligheid om niet zelf te lopen/reizen.
In beide gevallen krijgt het kind nauwelijks lichaamsbeweging, wordt de ontwikkeling in boeien geslagen en doet het kind nauwelijks ervaring op met zelf iets doen. Daardoor slaat het een deel van de ontwikkeling over, waardoor het kind zich op den duur gehandicapt en gefrustreerd voelt.

Kinderen willen op ontdekking en ze leren door ervaring. Iets zelf doen hoort bij de ontwikkeling van een kind. Fouten zijn onvermijdelijk. In plaats van het kind in een wagentje te proppen, kunnen we het stapje voor stapje (letterlijk) wegwijs maken in de buitenwereld. Het kind geeft ook aan dat het wil leren.
Je wilt toch dat je kind zelfredzaam wordt en later zijn plek kan vinden in de maatschappij?
Ook ik moest wegwijs worden in de buitenwereld.
Waarom slaan we de kindertijd niet gewoon over, als we vinden dat op ontdekking gaan maar lastig of gevaarlijk is?

Als ouder ben je de eerste bloedlijn. Als een ouder het kind afwijst, bij wie kan het kind dan nog terecht? Het voelt voor het kind als een aanval op zijn bestaan.
We willen liever niet geconfronteerd worden met verkapt kinderleed, want dat verstoort onze illusies.

Met een vriend loop ik door de Ikea (in Amsterdam).
Opeens horen we een vreselijke kreet. Een jongetje van een jaar of twee kronkelt en worstelt om uit de plastic wandelwagen te komen, die eruitziet als een speelgoedauto. Het kind kan de ouders niet zien en de ouders zien het kind ook niet.
Wanhopig probeert het kind de ouders te bereiken. Dan zien we hoe hij met een dun en ondeugdelijk riempje zit vastgebonden. Hij is bekneld geraakt. Een been sleept over de vloer en het andere been zit onder zijn bips. Hij kan zich niet meer in een comfortabelere houding manoeuvreren. De ouders hebben het niet door, denken zeker dat het jongetje aan het drammen is.
Hij schreeuwt van angst en pijn.
Vriend wordt boos: “Je gaat een kind toch niet zo vastbinden, het is geen hond!”
De vader komt dreigend achter ons aan: “Wie noem jij een hond?”
Wij proberen de situatie uit te leggen. We maken niemand uit voor hond.
Intussen knikt de moeder ons dankbaar toe en maakt snel haar kind los. Eindelijk. Hij strompelt uit de wagen.
Al snel is het jongetje tot rust gekomen en komt naast zijn vader staan. Nieuwsgierig?
“Kijk, nu is hij rustig”, probeert mijn vriend een voorzetje te geven.
Pa reageert woedend: “Al die mensen die gaan kijken, zogenaamd bezorgd. Kinderen schreeuwen nu eenmaal, laat ze schreeuwen! Papa is er toch bij?”
Ja, maar hij had niet door dat zijn kind in de nesten zat.
Ik leg nog uit dat het kind bekneld zat en in paniek was.
We moeten ons maar met ons eigen zaken bemoeien!
De moeder maakt een waarschuwend gebaar naar ons dat pa wel eens zou kunnen gaan slaan.
Uiteindelijk loopt de vader scheldend weg: “Wat een stelletje mongolen!”

Even later komt een medewerkster naar ons toe om te vragen hoe het gaat. Het incident was te zien op de bewakingscamera.
We leggen zo goed mogelijk uit wat er gebeurd is en voelen ons begrepen. Alleen jammer dat er pas achteraf iemand komt.
Bij de infobalie en bij de beveiliging doen we melding van die onveilige wandelwagens, met ons verhaal over het jongetje dat bekneld zat. Een jonge vrouw zegt: “Dit keur ik ook niet goed”. Het klinkt gemeend en zelfs vurig. Ze belooft hier melding van te doen.
Bij een andere vrouw vinden we minder gehoor: het is de zaak van de ouders hoe ze hun kinderen behandelen.
Ook doen we nog een keer schriftelijk melding, via een digitaal formulier van Ikea.
Die wagens staan namelijk gewoon bij Ikea. De ouders kunnen ze tijdens het winkelen in bruikleen hebben.
Ze hebben ook gewone winkelwagens, met een zitje, zoals je in supermarkten ziet. Een stuk veiliger en vertrouwder, omdat de ouder en het kind elkaar kunnen zien. Nog beter zou zijn om de kinderen bijvoorbeeld naar oma en opa te brengen als je bij de Ikea gaat winkelen. De winkel kun je kenmerken als een 'sick building'. De sfeer is vaak ronduit negatief. Nergens hoor ik zoveel huilende en schreeuwende kinderen, zelfs kinderen van zes jaar en ouder, een leeftijd dat kinderen niet meer zo snel huilen of schreeuwen.
Er is wel een ballenbak. Dat klinkt leuk, maar het komt er vaak op neer dat de ouders het kind daar achter laten om zelf ongestoord te kunnen winkelen. Dan hoor je weer een oproep via de intercom: “Petertje wil opgehaald worden.”
Lees: Het kind heeft het op het huilen gezet omdat het niet weet waar zijn ouders zijn.

Een paar weken later brengen we weer een bezoek aan de Ikea. Er is iets veranderd. Die plastic wandelwagens zijn niet meer te bekennen. Er hangt een vredigere sfeer . We horen minder huilende en schreeuwende kinderen. De kinderen lijken over het algemeen gelukkiger en meer ontspannen.
Maar misschien is het een toevalstreffer.
Ook de tijdens onze volgende twee bezoeken aan Ikea zien we die wagens echter niet meer.
Is het waar? Het besef dringt langzaam door, we hebben een aandeel in het voorkomen van verkapt kinderleed. Het heeft dus soms toch zin om voor kinderen op te komen.

Artikel: 'Het meisje dat ik niet kan vergeten'
http://frontpage.fok.nl/column/739526/1/1/75/het-meisje-dat-ik-niet-kan-vergeten.html

Artikel 'Door een rode deur', over de ontmoeting met een autistisch meisje en over de misstanden in het speciale onderwijs.
http://frontpage.fok.nl/column/724498/1/1/75/door-een-rode-deur.html

'Uniek project leert autistische leerlingen zelfstandig reizen'
http://frontpage.fok.nl/column/776811/1/1/75/uniek-project-leert-autistische-leerlingen-zelfstandig-reizen.html