Kleedje (2)

Ik had een Philicorda. Voor iedereen die dat niets zegt: dat is een orgeltje. De bouwer ervan is een redelijk bekend bedrijf. Dat bedrijf heet Philips. Mijn Vader heeft van 1964 tot en met 1989 voor dat bedrijf gewerkt, maar met orgeltjes had hij niets van doen. Philips heeft de orgeltjes alleen maar in productie gehad van 1967 tot en met 1969 en in het filiaal waar pa werkte, maakte men slechts elektrolytische condensatoren. Of zoiets. Weet ik ook veel.

Hoe kwam ik aan dat ding? Nou, dat kwam ik zo.
Het was in het najaar van 1986 en ik was actief in een buurthuis. Die had je toen nog: buurthuizen. Mocht je niet weten wat een buurthuis is, dan kun je eens googlen, maar ik weet niet of meneer Google nog weet wat het precies was. In zo’n buurthuis had je buurthuiswerkers. In 1986 werden dat er steeds minder en ook de buurthuiswerker uit het buurthuis waarin ik actief was, ging afscheid nemen. Daar moest op gezongen worden! Met een paar andere vrijwilligers ging ik tijdens het afscheidsfeest iets moois neerzetten. Zo schreef ik een aantal teksten voor de gelegenheid en ik formeerde een heuse band die een lied of wat ging instuderen. Naast mij op het podium een zangerd en een gitarist. Zelf speelde ik de rol van toetsenist. Probleem was echter: ik had op dat moment thuis wel een orgel, maar dat was een enorm gevaarte met twee klavieren en een set pedalen en een ritmebox. Het ding stond in de woonkamer van het ouderlijk huis en als je het wilde verplaatsen diende je een erkend verhuisbedrijf in te huren. Daarnaast had ik op mijn zolderkamer in het ouderlijk slechts een monofone synthesizer en ik kan iedereen nu aanraden om te googlen op ‘monofoon’ in combinatie met ‘synthesizer’. Als je daar geen zin in hebt, moet je het vooral niet doen. Belangrijk om te weten is dat je met een monofone synthesizer slechts één toets tegelijk kunt spelen en dat is voor ondersteunende akkoorden niet zo heel handig.

Ooit wilde ik worden als Keith Emerson. Toen ik in 1980 zijn muziek en spel ontdekte, wilde ik net zo goed spelen als hij en wilde ik ook mijn orgel te lijf gaan met messen en het apparaat over het podium heen kwakken. Het is er nooit van gekomen. Ik kocht het elektronische orgel toen ik achttien was en wilde mezelf in no time leren spelen zoals mijn held. Dat lukte dus niet. Ik worstelde me door twee zelfstudieboeken heen en ging toen naar de bieb om bladmuziek van Emerson Lake & Palmer te lenen. Na een blik op de eerste pagina van een partituur wist ik genoeg: het zou er nooit van komen. Het zou er ook nooit van komen. Ik heb nu eenmaal nauwelijks ruggengraat en hield het bij die paar akkoordjes die ik wél kende en kon spelen. Het was voldoende voor de gelegenheidsband in het buurthuis.

Waar haalde ik voor het afscheidsfeest een piano of dergelijke vandaan? Van ene Joke. Zij had ergens op zolder een orgeltje staan en die zou ik kunnen gebruiken. Mooi. Het instuderen lukte snel, het optreden was een daverend succes en na afloop had ik een orgeltje. ‘Je mag hem wel een tijdje lenen,’ zei Joke. Dat vond ik fijn. Het ding kwam terecht op mijn zolderkamer in het ouderlijk huis en boven op de Philicorda zette ik de monofone synthesizer. Heb je nou nog niet gegoogeld? Nu, bijna dertig jaar later, had ik het orgeltje nog altijd. Ik weet het: het is erg. Ik heb het ding geleend en nooit meer teruggebracht. Joke kwam ik jaren later nog één keer ergens tegen en toen ik vroeg of ze haar orgel terug wilde, zei ze: ‘Nee, hou hem maar.’ Inmiddels was het ding tig keer meeverhuisd en het stond de laatste vijftien jaar voornamelijk stof te happen in een klein kamertje. De monofone synthesizer (Tussentip: gebruik anders eens een andere zoekmachine op uw computer, tablet of telefoon) stond er nog altijd bovenop, nóg meer stof happend.

Ik wist dat de tijd zou komen om afstand te doen van mijn instrumentarium. De Vrouw en ik roepen al jaren tegen elkaar: ‘Als De Zoon het huis uit is, gaan we kleiner wonen!’ In januari van 2016 kwam er een bandje spelen in de kelder van de plaatselijke platenwinkel. Het bandje heet DeWolff. Eén blik op het instrumentarium en ik wist genoeg: Robin Piso heeft ook zo’n Philicorda als ik! Na afloop van het veel te korte concertje sprak ik hem aan.
‘Ik heb ook een Philicorda en ik wil hem kwijt. Dan geef ik hem graag aan iemand die hem echt gaat gebruiken. Misschien heb je belangstelling?’
‘Gaaf,’ zei hij. ‘Wacht.’ Hij opende zijn telefoon en googelde razendsnel (hij kan het wel). ‘Hier, heb je deze soms?’ Hij liet me een foto zien.
‘Nee, die is het niet.’
‘Deze dan?’ Hij scrolde verder.
‘Nee, het is echt dezelfde als die jij hebt.’
‘Deze?’
‘Ja, die.’
‘Die heb ik al, hè. Maar bedankt voor je aanbod.’
De laag stof op de toetsen werd dikker.

De Zoon ging in juli het huis uit en ik zei tegen De Vrouw: ‘Het is zover.’ Dat betekende dat we in het grote huis moesten gaan opruimen. Het is echt een groot huis met heel veel ruimte en in de twintig jaar dat we er wonen hebben we die ruimte volop benut door het helemaal vol te zetten met spullen. Waaronder de Philicorda. Hoe raakte ik van al die spullen af? De kofferbakverkoop in de buurt had net plaatsgevonden en om met het ding op zaterdag te gaan zitten op de hoek van de straat op een kleedje vond ik ook zowat. Marktplaats bood uitkomst. Het leek me aanvankelijk doodeng, want ik had nog nooit iets met Marktplaats gedaan. Hoe zeer zou ik genaaid worden? Met welke gladde handelaren en topcriminelen kreeg ik van doen? Ik vreesde voor mijn leven.

Nog geen week heeft de Philicorda in de verkoop gestaan. Toen kreeg ik een serieus bericht.
‘Dag. Ik wil de Philicorda graag overnemen voor de vraagprijs. Kan ik hem overmorgen ophalen? Groet, Niels.’
Het was een zonnige vrijdagmiddag. Ik had het orgeltje naar beneden gesleept en het stond nu buiten in de voortuin. Uit de schuur had ik met behulp van een verlengsnoer stroom gehaald. Nog heel even zelf spelen. Wat een geluid! Bij iedere krachtige ram op het klavier kwam er wat stof tussen de toetsen door naar boven. Het intro van Child in time knalde door de woonwijk. Lekker. Toch zonde om afstand van te doen. Zou ik het apparaat echt niet mee kunnen nemen naar ons toekomstige kleine appartement in het centrum van het zo majestueuze Apeldoorn?
‘Goedemiddag.’ Een jongeman in een T-shirt en met een baardje kwam aanlopen. Hij zag de Philicorda en ik zag het kwijl uit zijn mondhoek lopen. ‘Ongelofelijk,’ zei hij.
Ik schudde hem de hand. ‘Waar kom je vandaan?’ vroeg ik.
‘Ik kom van Leuven. Al jaren zoek ik zo’n Philicorda, maar bij ons in Belhië zie je ze nooit online. Nu ben ik voor een korte vakantie op de Veluwe. Ik zoek voor de grap op mijn telefoon en ik vind er gelijk eentje en nog vlak in de buurt ook! Mag ik hem eens proberen?’
‘Natuurlijk. Ik heb hem voor je klaargezet.’ Ik vertelde over de mogelijkheden om hem te versterken, maar ook over dat hij lange tijd ongebruikt in een kamer heeft gestaan en dat de potmeters mogelijk wat vervuild zijn.
Hij draaide aan de volumeknop en er klonk een luid gekraak uit het apparaat.
‘Zie je wel?’
‘Moah, hij is bijna vijftig jaar oud, hè?’ glom hij, al spelend. ‘Dat komt wel goed.’
‘Ben je muzikant?’ Ik ben geen goede toetsenist, maar blink wel uit in domme vragen.
‘Ja, ik ben bezig een studio te bouwen. Zelf ben ik gitarist, maar een vriend van mij met wie ik de studio samen bouw wil er zo een graag gaan gebruiken.’ Hij speelde wat met de knoppen. ‘Het is een fantastisch apparaat. Ik heb alle registers geprobeerd en het werkt allemaal goed. Hij moet van binnen wat schoongemaakt, maar die vriend van me weet wel hoe hij dat moet doen. Zal ik gelijk afrekenen?’ Hij haalde een paar bankbiljetten tevoorschijn en hield ze voor mijn neus.
Ik wist niets anders te doen dan ze aan te pakken. Deze jongeman keek zó blij; hij leek wel in de zevende hemel.
‘Kan hij zo achterin de auto?’ vroeg hij.
Ik hielp hem door het onderstel te demonteren en samen liepen we met het orgel over straat. Er klonk wat gerommel uit het binnenste van het instrument.
‘Nog zo’n echo-unit met een veer,’ zei ik.
‘Ja, da’s echt klassiek.’ Zijn ogen schitterden.
Ik dacht terug aan Keith Emerson en de verbazingwekkende geluiden die hij uit zijn Hammond wist te raggen. Zijn plotse dood op 11 maart 2016 raakte me diep.
De auto stond op de hoek van de straat. Hij was veelkleurig beschilderd. Voorzichtig tilde hij de Philicorda op de achterbank.
‘Heel veel dank,’ zei hij. ‘Wacht.’ Uit een tas pakte hij een cd en gaf me die.
‘Joh, dat had toch niet gehoeven? Ik ben blij dat ik er iemand blij mee heb gemaakt. Dank je wel.’
‘En ik vind het tof da’k er eindelijk eentje heb gevonden.’
Niet veel later zwaaide ik hem uit. Toen hij op de hoek van de straat afsloeg, zag ik wat er op zijn auto geschilderd stond. Toen moest ik bijna huilen. Ik liep terug naar huis. Binnen zette ik de cd op en ik bekeek het hoesje. Vervolgens deed ik de computer aan en googelde op ‘Niels Boutsen’ en ‘Stoomboot’. Jij nu ook?

-
Apeldoorn, november 2016