Dodelijk verleden 48

De droom die zo werkelijk leek, met mijn vader en Greta erin, spatte uiteen terwijl ik mijn ogen probeerde te openen. Dan, eindelijk open. Ik rook het voedsel en voor het eerst in dagen had ik zin om liters te drinken. Tastend met mijn handen over de zachte vloer stootte ik de beker met vocht bijna om maar wist hem met de andere hand op te vangen. Het water deed zeer aan mijn lippen, ze waren uitgedroogd en opengescheurd. Ik voelde de zachte substantie op het bord naast de beker die ik al leeg had gedronken. Ik brak er een stuk vanaf. ‘Brood met smeerkaas’, dacht ik en at het hele bord leeg. Mijn handen plakten van de smeerkaas. Ik veegde die af aan de ranzige kleding die ik nog aanhad. Niet lang erna viel ik in een diepe droomloze slaap.

Ik opende mijn ogen en kon het uitschreeuwen van de pijn.
‘Het licht! Doe het licht uit!’ schreeuwde ik, terwijl ik ook merkte dat mijn stem gebroken klonk. Ik hoorde dat er gordijnen gesloten werden; het licht deed minder pijn. Met mijn ogen nog half dichtgeknepen zag ik de contouren van Karl. ‘Karl?’ riep ik zacht en ik voelde direct zijn hand over mijn haar glijden. Hij kuste me op mijn wang.
‘Ik denk dat het douchetijd is, lieverd’, zei hij zacht.
‘Hoelang heb ik daar gezeten, Karl?’
‘Te lang.’
‘Karl?’ vroeg ik nu dringender.
‘Twee weken, Martha.’
‘Wil je mij geloven als ik zeg dat het voelde als twee jaar?’
‘Dat wil ik graag geloven. Wij waren allemaal bezorgd dat je het niet zou redden.’
‘Wij?’
‘Dick, Victor en zelfs Guiseppe, maar ook een paar dames die jij al onderzocht had vroegen mij de oren van het hoofd.’
‘Dat is mooi, maar Karl?’
‘Eerst douchen, ik ruik je al een tijdje,’ zei hij glimlachend. Hij hielp mij voorzichtig uit mijn smerige kleding, zette mij onder de douche en begon mij heel voorzichtig te wassen, ik keek hem aan.
‘Wat ben jij een goede vriend, een goed mens.’ 
Ik voelde mij beter na het douchen. Karl bleef heel dicht bij mij. Met samengeknepen ogen kon ik het licht langzaam steeds beter verdragen.
‘Wat mij bezielde niet meer te eten, weet ik niet, Karl. Ik snap het niet, ben eigenlijk helemaal niet van opgeven. Ik heb de dood dichter bij mij gevoeld dan op welk ander moment in mijn leven dan ook. Het was beangstigend wat ik allemaal gezien heb en zelfs heb geroken in mijn dromen.’
‘Vertel’, zei hij rustig. Ik ging op mijn eigen bed liggen. Hij kwam naast mij liggen, ik legde mijn hoofd op zijn borst en hoorde direct zijn hartslag. Zijn ritme gaf mij rust, een diepe innerlijke rust en ik bleef zo een tijdje liggen zonder iets te zeggen.
‘Het was beangstigend omdat ik over niets controle leek te hebben in die donkere kamer. Maar het ergste vond ik nog wel dat ik nu weet wie mijn echte moeder is. Mijn vader was een man die van vele vrouwen hield, of in ieder geval het bed met ze deelde.’
‘Jezus, en jij had geen clou?’ vroeg Karl zacht.
‘Het best bewaarde geheim in mijn jeugd was de liefde die mijn vader en moeder voor elkaar voelden. Ik heb er nooit iets van gemerkt. Nu weet ik dus waarom.’
‘Maar wie is je moeder dan? Wat heb je gezien?’
‘Je zal het niet geloven. Het is te bizar voor gesproken of geschreven woorden.’
‘Wie, Martha?’
‘Greta.’ 
Mijn hoofd werd omhoog gestuwd door zijn borst. Ik zat ineens rechtop in mijn bed. Hij keek mij geschrokken aan, zijn ogen vol angst. Maar daarna ook rust.
‘Shit, wat wordt er veel duidelijk. Ik dacht al dat jij een engel op je schouder moest hebben. Ik vond het al bizar wat er van jou allemaal gepikt werd hier. De eisen die je durfde te stellen. Maar hoe weet je het dan?’
‘Ik zag haar in een van mijn bizarre dromen. Het was mijn laatste droom in het hok. En nu zit ik hier te wachten op wat?’
‘Maar hoe weet je het dan?’
‘Ik zag haar op een feest, een van de vele protserige feesten waar mijn vader en ik te vinden waren. Ik was een jaar of zestien of achttien. Zij zoenden heftig op een lange gang ergens boven waar de slaapkamers waren, denk ik.’
‘Maar dat zegt nog niets. Zij zoenden?’
‘Iets in haar ogen zei mij dat. Ze kenden elkaar heel goed. En waarom was zij in mijn dromen, in het hok?’

Twee beveiligers, van wie een Guiseppe was, kwamen zonder te kloppen mijn kamer binnen.
‘Greta wil je dat je bij haar komt’, zei Guiseppe. Ik stond direct op en begon mij aan te kleden.
‘Dus jij hebt mij ook gemist, Guiseppe?’ vroeg ik met een sarcastische ondertoon.
‘Je bent mager geworden, Mc Craw’, zei hij terwijl ik hem bedenkelijk aankeek.

Ze zat onbewogen in haar stoel. Ik was alleen met haar in haar grote vertrek. Er was denk ik niemand die een groter vertrek had dan zij. Een stoel waar ik sowieso al de kriebels van kreeg. Veel gekleurde doorzichtige lappen zijde drapeerden de leuningen en het ruggedeelte. Haar kamer rook naar wierook en ademde mystiek.
‘Ben je al wat opgeknapt?’ begon ze voorzichtig met die poeslieve stem die ik inmiddels wel kende.
‘Wat kan ik nog zeggen? Ben ik opgeknapt? Zou je mij laten sterven?’
‘Nee, dat niet. Maar sterven is niet zo erg, je verliest alleen je lichaam.’
‘Voor een stervende is dat alles wat hij heeft.’
‘Luister, we hebben geen tijd meer. We worden binnen afzienbare tijd weer aangevallen’, zei ze terwijl ik haar onderbrak en nerveus door haar ramen naar buiten keek.
‘Zo snel nog niet, tenminste dat hoop ik.’
‘Ik dacht dat je alles van tevoren wist’, stelde in sarcastisch vast.
‘Ik weet veel, maar in tegenstelling tot sommige vrouwen in sprookjes heb ik geen glazen bol waarin de toekomst aan mij wordt getoond. Ik heb een vraag voor je: na al je dromen, wil je straks met mij mee?’
‘Wat anders?’ vroeg ik nieuwsgierig geworden.
‘Anders niets, dan ga ik alleen met Carlos.’
‘Jezus Greta, is dit weer een van je spelletjes? Als ik het fout raad, dan verdwijn ik weer vier weken in het cachot? En waar gaan jullie in godsnaam naartoe?’
‘Ga je mee of niet? Op basis van wat je gezien hebt in je dromen moet je beslissen’, zei Greta vastbesloten.
‘Op basis van wat ik gezien heb in mijn dromen? Dan ga ik niet mee’, zei ik resoluut. Er klonk een ontploffing op het bovendek. Het hele schip schudde.

Kogels sloegen in Greta’s vertrek. Oorverdovend lawaai van mitrailleurvuur vulde alle vertrekken in het schip. Greta stond op en alhoewel de kogels haar letterlijk om de oren vlogen, liep ze naar mij toe. Ze keek mij recht in de ogen. Ik was op de grond gaan liggen. Nog steeds werden er salvo’s haar hut in gevuurd, alsof ze koste wat kost haar dood wilden zien. Greta trok mij omhoog. Ik keek angstig naar buiten en voelde in mijn ziel, in het diepste van mijn zijn, dat ik vrij zou komen. Kogels en granaatscherven vlogen langs ons heen maar raakten ons niet.

‘Jezus, Greta! Dit wordt onze dood!’ schreeuwde ik.
‘Nee Martha, het is onze tijd nog niet. Ik zoek je weer op’, zei ze met een vastberadenheid in haar gelaat die mij de zekerheid gaf dat ik nooit van haar af zou komen. Ze liet mij los, ik voelde een stekende pijn in mijn rug en viel hard op de grond alsof mijn benen onder mij weg werden geslagen. Ik lag op de grond, ik wist zeker dat ik geraakt was door iets in mijn rug en arm. Ik zag Greta snel vager worden. Het werd wazig in mijn ogen. Zag ik haar nu ook vallen?