Leef je eens in deze kinderen in.

Deze voorbeelden zijn gebaseerd op wat ik zoal om me heen heb gezien en gehoord.

Verhaal 1: Hij heeft pas leren fietsen. In een bocht gaat hij onderuit. Zijn knie schaaft langs de grond. De pijn is fel en hevig. Het eist hem helemaal op. Hij barst in tranen uit van schrik en pijn. Troost zoekend strekt hij zijn armen uit.
“Wat heb ik nou gezegd, niet zo hard door de bocht! Dat kun je nog niet”, roept zijn moeder boos en geschrokken. Hij blijft huilen. “Pleister!” jammert hij.
“Die heb ik niet. Opstaan nu”.
Zijn moeder tilt zijn fiets op en trekt hem daarna aan zijn arm overeind.
“Au!” roept hij.
“Jij wilde toch zelf fietsen? En dan is het weer niet goed. Nou ik weet het goed gemaakt, de volgende keer ga je maar weer achterop”.

Verhaal 2: Het is heet buiten. Hij is moe en hangerig. Hij heeft dorst, maar kan nog nauwelijks praten. Niemand let op hem. Hij begint te piepen.
“Wat is er, wat wil je?” vraagt zijn moeder ongeduldig. Hij probeert het woord te vinden voor ‘water’. Het lukt niet, hij begint te huilen.
“Doe even normaal”, hoort hij. Hij weet niet wat dat betekent, maar hoort de afkeuring in haar stem. Inmiddels huilt hij hartverscheurend. Zijn keel is droog.
Even later vult zijn moeder een tuitbeker en houdt het bij zijn mond. Gretig trekt hij het uit haar handen.
Ze pakt de beker af. “Nee, ik doe het, want jij gaat ermee gooien”.
Hij probeert te begrijpen waar ze het over heeft. Iets dat nog moet komen of al gebeurd is, daar heeft hij maar een vage voorstelling van. Het enige wat hem voor ogen staat is de beker. Hij strekt zijn armen af, begint te spartelen en piepen.
Als zijn moeder het bij zijn mond houdt, slaat hij er in een reflex naar. De beker schiet uit mama’s handen en valt op de grond.
Mama pakt het op en legt het weg. Hij zet het op het gillen.
“Ja, nu krijg je niet meer, hoor, wat ben jij vervelend”.

Verhaal 3: De lucht begint al af te koelen. Langzaam wordt het donker. Ze heeft de pogingen om los te komen, of haar ouders te laten luisteren opgegeven. Niets dringt tot haar door. Het is alsof ze slaapt.
Voor haar gevoel zit ze al oneindig lang in dat wagentje. Alleen mama en papa weten hoe die riemen losgaan. Al herhaaldelijk heeft ze gezegd: “Ik wil lopen, ik wil eruit”. Eerst nog wakker en hoopvol en daarna steeds slepender en wanhopiger. Ze trappelde met haar benen. Ze probeerde de riemen los te trekken en probeerde uit de wagen te klimmen. Ze kreeg alleen commentaar als: “Nee dat doen we niet, want jij loopt weg”, of “Altijd is het weer raak met jou”, of “Huilen is voor baby’s”.
Ze kan niet goed volgen wat ze bedoelen.
Het lukt nog niet zo goed naast mama en papa te blijven lopen. Steeds heeft ze zin om te huppelen en spelen. Of ziet ze iets moois. Een speeltoestel met felle kleuren, of een mooie bloem of een leuk hondje. Ze loopt er dan naartoe om het te bekijken. Altijd grist haar mama of papa haar dan ongeduldig weg. Als zij moe of bozig zijn wordt ze meteen in de wagen gezet en mag er pas weer uit als ze thuis zijn.
Vaak mag ze helemaal niet lopen.
Vandaag duurt het wel heel lang. Haar ouders hebben nauwelijks naar haar omgekeken. Ze lachten en praatten met elkaar, alsof ze er niet bij was. Ze kreeg onderweg een krentenbol en limonade. Daar was ze even zoet mee. Toen ze zich weer verveelde en ze ernaar snakte om zelf te lopen, kreeg ze een speen in haar mond. De spanning werd iets minder, de speen gaf een beetje een plezierig gevoel. Daar raakte ze ook op uitgekeken. “Ja, nu zoek je het maar uit, we hebben al genoeg voor je gedaan!” kreeg ze toen te horen. Het was alsof ze van binnen ontplofte. Haar gevoelens stroomden over. Ze begon te gillen, trapte van zich af, gooide zich naar voren en achteren. “Wat gedraagt ze zich weer voorbeeldig” hoorde ze.
Uiteindelijk zakte ze uitgeput terug tegen de leuning. De wereld leek donkergrauw.

Het zijn voorvallen die veel mensen niet eens op zouden vallen.
Gaat het met de meeste kinderen goed? Kunnen de meeste volwassenen zich inleven in het kind? Of zijn dit voorvallen die ook in een normale opvoeding voorkomen? Deze kinderen waren niet bestand tegen de beproeving die ze moesten ondergaan en zij kunnen er ook weinig aan doen. Ze kunnen hun ouders niet veranderen. Ze missen de woorden om een gesprek aan te gaan.

Natuurlijk hebben kinderen grenzen en leiding nodig. Als volwassenen zich zouden verplaatsen in kinderen, in plaats van hun eigen problemen op hun kinderen te verhalen, dan zal het gebeuren heel anders verlopen.
Kinderen vragen wat ze nodig hebben. Liefde, bewegingsvrijheid, voedsel, water, veiligheid en ook grenzen. Het komt wel voor dat kinderen 'de hele dag door' hun zin willen doordraven, maar dan is er al veel aan vooraf gegaan.

Gelukkig zie ik ook kinderen die wel met liefde omringd worden.
Kleine kinderen worden bijvoorbeeld gedragen als ze daar behoefte aan hebben, en krijgen ook ruimte om zelfstandig te worden.

Het is mooi om te zien hoe een volwassene en kind respectvol, speels en spontaan op elkaar reageren.
Zo kwam ik tijdens een reis in Thailand (waar ik in een volgende column meer over zal vertellen) een Belgisch gezin tegen. Hun zoon van een jaar of elf had het naar zijn zin, was nieuwsgierig, ondernemend en toch rustig. Hij gedroeg zich goed, zonder dat het gemaakt overkwam.
Hij hoorde er duidelijk bij, ik voelde de warmte en het groepsgevoel.
Na het eten liep hij rond in het vertrek en onderzocht de omgeving.
De ouders lieten hem in zijn waarde. Hij voelde zich zo te zien vrij, terwijl de ouders de koers bepaalden en structuur boden.)

Ouders met een natuurlijk, liefdevol gezag helpen hun kinderen om bij zichzelf te blijven. Deze kinderen komen meestal tevreden over en hebben een open blik.
Er is niets mis met grenzen aangeven en een kind iets ontzeggen. Soms is dat zelfs hard nodig. Kinderen hebben nog niet de ervaring om zich te redden in deze wereld. De vele verleidingen, gevaren, hypes en prikkels kunnen veroorzaken dat ze van zichzelf verwijderd raken (omdat ze in de ban zijn van iets dat ze willen hebben) of in een gevaarlijke situatie terecht komen (als het kind bijvoorbeeld zo de autoweg op rent).
Een kind dat net kan lopen, kan maar beter aan de hand van een ouder lopen bij een verkeersweg. De ouder kan het kind bewust maken van de voorbij razende auto's. Het kind leren naar links en rechts te kijken. Geen sprake van dat het kind op eigen houtje de weg op loopt, totdat het genoeg ervaring en oefening heeft gehad om zelf in te schatten wanneer het veilig kan oversteken.
(Je kan het kind ook in een wagentje zetten, maar dan leert het weinig.)

Ouders die nog dicht bij hun eigen natuur zijn en de maatschappij doorzien, maken onderscheid tussen wezenlijke behoeften van een kind (zoals gezond voedsel, liefde, veiligheid en bewegingsruimte) en zaken die het alleen graag zou willen (als snoep, televisie, duur speelgoed en bezoek aan pretparken).
Kinderen hebben een natuurlijke behoefte aan leiding en aansturing in situaties die ze nog niet kunnen overzien. Een gezond gehecht kind volgt de ouders op zulke momenten ook graag.