Dodelijk verleden 42

Carlos verdween, Karl bleef in de operatiekamer achter, samen met mij.
‘Snap jij het, Karl?’
‘Martha, op dit schip gebeuren dingen die op de andere schepen nooit gebeurden. Dick, Giuseppe en Victor, ze zijn hier anders en ik ook. Alleen op jou lijkt het schip geen invloed te hebben. Zij zijn allemaal alleen met hun werk bezig, drinken geen alcohol meer en zijn bloedserieus. Er heerst hier een constante spanningsboog van angst’, zei Karl terwijl ik ook angst in zijn gezicht kon lezen.
‘Ik snap er in ieder geval geen moer van. Ik ga de vrouwen openen, ik wil hun magen inspecteren. En Karl, ik voel geen angst. Op die andere schepen had ik dat nog meer dan hier. Maar op dit schip lijkt het wel op thuiskomen. Raar gevoel, dat wel. Ik ben helemaal niet bang voor Carlos’ moeder en al helemaal niet meer voor hem. Ik moet wel zeggen dat ik dat niet meer ben sinds ik op dit schip zit.’

Ik maakte hun magen open, maar vond alleen wat voedselresten en ik besefte dat ik geen patholoog-anatoom was. Toch nam ik een heel klein beetje van een substantie die reukloos leek en iets weg had van snijkoek, bruin en stevig, uit hun maag. Er zat niet veel van deze substantie in de maag. De rest kon ik wel identificeren. Ik had gisteren al in een van de lades in de operatiekamer een zaag zien liggen waar je de schedel mee kon zagen zodat de hersens ook onderzocht konden worden. Toen ik begon te zagen, zag ik Karl lijkwit worden. Ik stopte.
‘Ga maar, Karl, straks kots je over de schedel en is het bewijs vervuild. Ga maar.’
‘Ik blijf,’ zei hij en slikte nog een keer en nam wat water. Toen ik rond was en het schedeldak van een van de vrouwen lichtte, schrok ik mij een ongeluk. De hersens waren half zo groot. Ze leken verschrompeld. Vandaar dat hun ogen zo raar waren. Ze waren zich niet doodgeschrokken, maar ze werden leeggezogen, letterlijk. Ik gaf een diepe snee in wat er over was van de hersens en zag direct dat het binnenin op een dikke, witte, boterachtige substantie leek. Absoluut geen hersens meer. Dit had ik tijdens mijn studie gezien, dit leek heel ergens anders op. Maar wie of wat kon dit doen?
‘Ziet het er bij ons allemaal zo uit, Martha?’ vroeg Karl met een krakende stem.
‘Ik hoop het niet, Karl. Dit zijn geen hersens maar boter, roomboter. Ik snap er niets van, echt helemaal niets. Ze zijn de helft van wat ze hadden moeten zijn en wat er zich binnen het hersenvlies zou moeten bevinden, zit er ook al niet. Ik ga de andere vrouw ook doen.’ De andere vrouw bleek aan precies dezelfde ziekte geleden te hebben. ‘Het is wat mij betreft gelijk, ze zijn allebei aan ernstig hersenletsel overleden. Maar was dit een plotselinge krimp of is dit binnen een paar seconden gebeurd. Ondervraag de vrouwen eens, Karl, die met deze vrouwen gewerkt hebben.’ Karl verdween direct.

Ondertussen deed ik nog wat onderzoeken naar de substanties die ik binnen de schedels van de vrouwen gevonden had. Ik woog de hersens en mijn vermoeden werd een feit: een dikke zeshonderd gram terwijl dit tussen de duizend en plusminus twaalfhonderd gram moest zijn. En ook al was het Alzheimer of bijvoorbeeld ADCA (Autosomaal Dominant Cerebellaire Ataxi) dan nog kon ik dit niet aan hun leeftijd koppelen. Ik was benieuwd naar Karls verhaal en belde hem op. Hij kwam direct.
‘En?’ riep ik ongeduldig.
‘Wacht even, ik heb het schip over gerend. De vrouwen waren gisteren nog kerngezond en draaiden gewoon mee in het productieproces.’
‘Maar waarin verschilden ze dan van de andere vrouwen, Karl?’
‘Ze waren de woordvoerders voor alle vrouwen naar Giuseppe toe. Als er iets niet beviel, of ze kregen te weinig slaap of eten, dan spraken die twee voor de hele groep.’
‘Wie heeft je dit nu verteld?’
‘Een vrouw die ook aan de tafels staat.’
‘Ga haar maar halen’, zei ik resoluut.
‘Dat zal Giuseppe niet echt oké vinden. Hij heeft nu al een tekort aan vrouwen.’
‘Daar heb ik nu even niks mee te maken, Karl. Als we dit niet oplossen heeft hij straks wellicht een veel groter probleem.’ Karl verdween en kwam tien minuten later met de vrouw binnen. Ze had haar ochtendjas aan, zoals het ook moest. De vrouwen mochten niet naakt door het schip lopen. Ze mochten alleen naakt zijn aan de tafels.
‘Hoe was jouw relatie met de twee overleden vrouwen, Karin?’ 
Ik kende haar naam nog omdat ik haar al onderzocht had. Ze keek mij niet aan en leek naar woorden te zoeken. 
‘Zeg gewoon wat je ervaringen waren met deze vrouwen. Daar hoef je toch niet over na te denken?’ Stotterend begon ze haar verhaal.
‘Ze waren gewoon hartstikke dominant’, hakkelde ze en stopte.
‘Ga verder, vrouw!’ riep ik met verhoogde stem.
‘Ik wil dood! Ik werk hier alleen om mijn gezin te onderhouden. Ik heb vier kleine kinderen aan wal, dit werk heb ik nodig!’
‘Wie zorgt er voor je kinderen?’ vroeg ik. Ik wist dat de vrouwen die aan boord van dit schip en alle andere schepen die geënterd waren niet getrouwd mochten zijn. Ook mochten ze geen kinderen hebben, dus alleen deze bekentenis zou haar al in grote moeilijkheden brengen. Ze mochten geen sterke emotionele banden met de wal hebben en verdienden daarom tienduizend dollar per maand.
Ze keek mij met smekende ogen aan. Ik stond op en zocht haar oor.
‘Niemand hoeft het te weten, stomme, stomme idioot. Juist door dit te doen zorg je ervoor dat je kinderen straks ouderloos zijn’, siste ik in haar oor. Zij zocht op haar beurt weer mijn oor op.
‘Jezus mens, wat sta jij ver van de werkelijkheid af. De vrouwen mogen niet jonger dan vijfendertig zijn. Denk eens na? Waar Carlos’ mannen naar vrouwen zoeken, denk je dat ze daar genoeg vrouwen zonder kinderen en een man vinden? Wat denk je? De helft van de vrouwen die nu aan boord zijn en aan de tafels werken heeft kinderen en een man. Die twee zijn koud gemaakt omdat ze contact zochten met hun kinderen en hun oppassers. Ik weet alleen niet hoe ze aan de communicatieapparatuur kwamen. Zoek dat zelf maar uit.’ Ze stopte met in mijn oor te fluisteren. Ik wist wel waar Carlos’ mannen naar de vrouwen zochten. Vaak in de armste gebieden aan de kust van Nigeria, Kameroen en Ghana. Het was een makkelijk gebied aangezien we ook nu in de zuidelijke Grote Oceaan voeren. ‘Kan ik nu weg? Die Giuseppe is ook niet helemaal goed bij zijn hoofd. Ik blijf liever niet te lang bij hem weg.’ En juist dat had ze beter ook in mijn oor kunnen fluisteren.

‘Maar ik ga over de vrouwen hier aan boord dus je blijft lekker hier, snap je?’ Ze begreep haar positie en bleef staan. Ik ging zitten op een van de ijzeren stoeltjes in de operatiekamer. Ik gebood haar ook op zo’n stoeltje te gaan zitten, wat ze ook deed. Ik ging recht tegenover haar zitten. De ijzeren poten van mijn stoel krasten over de harde vloer als schoolkrijt over een schoolboord. Ik pakte haar knieën.
‘Jij gaat mij informeren over de niet lichamelijke toestand van de vrouwen.’ 
Ze onderbrak mij.
‘Ik heb liever geen verantwoordelijkheid, laat mij nou gewoon mijn drie maanden volmaken.’
‘Ik vraag het je niet, toch?!
‘Nee’, stamelde ze.
‘Oké, ik draag het je dus op.’
‘Maar ik wil niet zo eindigen als die twee.’ Ze wees de lijken aan, of wat ervan over was. Eén lag nog op de operatietafel onder een dik laken. Het tweede lijk lag op de grond, inmiddels al helemaal ingetapet. Dick was al bezig geweest. Vanavond zou Dick ervoor zorgen dat zelfs de vissen in de zee deze lijken niet meer terug zouden kunnen vinden.
Als jij mij niet op tijd doorgeeft wie wat allemaal doet aan die tafels, dan belanden jullie allemaal op de zeebodem. Ik speel echt geen spel met jou. Ik wil jullie oprecht behoeden voor erger. Degene die deze vrouwen heeft vermoord doet dit zonder met de ogen te knipperen.’
‘Hoezo vermoord?’
‘Luister, ik ben arts en als arts kan ik je meedelen dat iemands hersens niet binnen een dag kunnen slinken alsof het de hersens zijn van iemand die al jarenlang Alzheimer heeft. Dat kan gewoon niet.’
‘Slinken van de hersens? Zijn ze daaraan dood gegaan?’ zei ze vol verontwaardiging.
‘Ja, wat dacht jij dan?’
‘Hersenbloeding, daar leek het op. Ze gingen heel raar praten, een paar uur nadat ze bij Carlos’ moeder waren geweest.’ 
Er ging een schok door mijn lijf, het leek wel angst. Het maakte mijn mond direct kurkdroog.