Dodelijk verleden 32

Fabio zakte dodelijk getroffen in elkaar. Hij landde eerst op zijn knieën, toen viel hij recht voorover op zijn gezicht. Ik liep naar hem toe en legde mijn vingers in zijn nek om zijn slagader te voelen. Die was er niet meer, zoals ik al verwachtte.
In alle commotie had niemand gemerkt dat er een kleiner schip langzij gekomen was dat zich aan ons schip had verankerd. Dick keek geschrokken opzij naar het groepje mannen in spierwitte pakken die net de ruimte binnengekomen waren. Een van hen had geschoten. Uit de loop van zijn AR15 kwam nog wat rook. Het leek net of ze zo uit een Broadway-show waren gestapt. Ik vond het bijna vermakelijk, maar ook weer niet. Een wat oudere man droeg geen wapens en kwam op mij afgelopen. Het leek erop dat alle beveiligers hem kenden. Ze gaven hem ruim baan, ik zag veel respect, maar ook angst. Vlak voor mij bleef hij stilstaan. Hij keek mij aan zonder een woord uit te brengen, alsof hij mij scande.
‘Weet je wie ik ben?’ vroeg hij ineens met een zachte stem.
‘Nee, ben ik nu dood?’ vroeg ik en besefte dat het een lullige opmerking van mij was. Maar ik krijg altijd jeuk wanneer mensen mij vragen of ik ze ken omdat zij veronderstellen dat dit wel haast zou moeten. Maar hij was een baas, hij reageerde met een glimlach.

‘Martha van Salingen, 52 jaar, twee kinderen: een veelbelovende arts en een jongen die veel aandacht nodig heeft. Drie zeer goede vriendinnen, Carla, Merel en Nadia. Merel zoekt jou nog steeds met het geld dat ze van die achterlijke Jochem uit Holland geërfd heeft.’ Nu moest ik pas echt oppassen voor deze man, dat gevoel had ik. ‘Ze zal je niet snel vinden, Harm en die Van Schie trouwens ook niet. Niet op zee in ieder geval.’ Ik voelde de aarde onder mij wegzakken, maar wilde dat niet laten zien aan hem. Geen zwakte, geen zwakte. Hij keek in de rondte.
‘Gaan jullie nog werken?’ De beveiligers leken wakker te schrikken, net zoals de vrouwen. Het was even heel druk in de ruimte, toen werd het stil. ‘Ga jij ook maar, Dick’, zei hij rustig. Hij pakte mijn arm, heel rustig en zacht begeleidde hij mij naar een gemakkelijke stoel in de grote ruimte.
‘Waarom jij?’ zei hij.
‘Als dit een spelletje wordt, haak ik af, John Doe’, zei ik koel. Hij glimlachte.
‘Sorry voor mijn ongemanierdheid, mijn naam is Pablo Rosso.’ 
‘De Flamingo’, dacht ik. Ik wist ook direct hoe hoog hij in de organisatie zat. Ik had het smoelenboek, dat Alfredo altijd bij zich had, ook ingezien. Ik moest het inzien van hem. En deze man, Pablo Rosso, stond op de eerste pagina. Maar ‘De Flamingo’ was een naam die ik vaker hoorde, wanneer ik bij Alfredo in de buurt was.
‘Het zit zo, Martha: jij gaat dit schip en de productie die erop gedraaid wordt beschermen. je bent een chemicus’, zei hij en hier besloot ik hem te onderbreken.
‘Medicijnen, ik heb medicijnen gestudeerd, geen scheikunde.’
‘Ja ja, klopt maar je weet waar je het over hebt als het om pillen en het vermengen daarvan gaat. Dat is één, twee is dat jij verantwoordelijk bent voor de dood van Alfredo. Ga ervan uit dat er echt niets is wat ik niet weet. Alfredo was een klootzak, tenminste dat vond ik. De bazen onder mij, maar toch ook bazen, liepen weg met hem. Ik heb een hekel aan homo’s. Jij hebt hem voor mij uit de weg geruimd, dank je daarvoor. Maar dit betekent wel dat jij zijn plaats moet opvullen. Ten derde, door jou hier te houden en je verantwoordelijk te maken, stellen we een daad naar onze grootste opponenten die constant in onze handel zitten. Om je een voorbeeld te geven, in de bunkers waar jij gewerkt hebt, stoppen ze tegenwoordig de vrouwen vol met drugs en sturen ze zo de hele wereld over. Daarmee komen ze in ons geldstroom, snap je?’
‘Ik hoef geen whizzkid te zijn om dit te begrijpen. Laat ik vier voor je invullen’, ging ik verder, maar hij greep in.

‘Bijdehand wijf, daarom mag ik je al een hele tijd. Echt, hoe kan ik jou voor mij winnen?’
‘Begrijp ik het goed?’ zei ik. Ik wilde hem nog een beetje ruimte geven zijn idiote gedachte aan te passen. Ik voelde die rare liefdesellende met Jochem weer.
‘Nee, jou winnen om mee te spelen. Niets meer of minder, getrouwd ben ik al.’
‘Wat geeft jou de zekerheid dat ik hier niet zoiets achter zal laten als in de bunker?’ Ik dacht als hij nu gaat dreigen met wat dan ook, dan spring ik overboord en kan hij zijn hele toneelstuk vergeten.
‘Dat weet ik niet’, ging hij verder. ‘Maar wat ik wel weet…’
‘Nu komt het,’ dacht ik, ‘dat er vertrouwen moet komen.’
‘Waarom gaan jullie ervan uit dat ik niet terug wil naar mijn oude leven, mijn kinderen en vriendinnen?’
‘Dat snap ik, maar vergeet niet dat je nu ook een moordenaar bent en dat iedereen het bewijs daarvoor kan leveren.’
‘Geloof mij, geen jury of rechter zal mij schuldig vinden. Denk eens aan de situatie waarin ze gepleegd zijn.’
‘O? Dus jouw vrijheid is belangrijker dan de onschuldige slachtoffers die je gemaakt hebt.’ 
‘Zo, grote klootzak die je bent!’ schreeuwde het in mijn hoofd, en daar bleef het.
‘Ze zoeken mij nog steeds, de maffia. Mijn kinderen zijn veilig? Mijn vriendinnen?’
‘Wij zoeken je niet, wij hebben je. Maar er zijn families die je blijven zoeken. Hier op zee ben je veilig, op land absoluut niet. Wees blij met je nieuwe baan. We geven je er nog een miljoen euro per maand voor ook. We zullen dat storten naar een rekeningnummer op jouw naam op een Zwitserse bank.’

‘Hoe doe je dat dan zonder legitimatie?’ Hij legde mijn een paspoort en een foto van mij op mijn schoot. Ik keek ernaar en schrok.
‘Dat ben ik niet!’ Het paspoort was ook niet van mij. De vrouw op de foto was ik niet alhoewel ze sprekend op mij leek.
‘Dit ben jij, Martha van Salingen. Het is wellicht wat arrogant om te zeggen, maar wij kunnen alles. Ik denk dat dit nu wel duidelijk is. Wij willen je hier aan het hoofd omdat je een keiharde bent. Daarnaast ook een heel slim persoon. Jij kunt de drugs testen, je zal goed zijn voor de vrouwen. Er zijn eigenlijk alleen pluspunten. Jij zal de vrouwen niet verkrachten zoals Alfredo dit deed, bij zowel mannen als vrouwen. Ik haatte dat stuk vreten en ik ben blij dat jij hem een kogel hebt gegeven. Het kulverhaal dat je hebt opgehangen hier blijft staan voor de bemanning en anderen. Dick weet wel dat ik het echte verhaal weet. Dick weet net zoveel als ik. Maar Dick houdt zich met heel andere zaken bezig, hij is geen leider, jij wel. Geloof mij, ik kan het weten.’ Hij stond op na deze woorden. Een beveiliger gooide een tasje naast mij op de grond.
‘Daar zit een satelliettelefoon in. Al het verkeer over deze telefoon is gecodeerd, niemand kan meeluisteren. Dit is onze telefoon, je rapporteert direct aan mij, om de dag.’ Ik stond op en zuchtte diep. ‘Je hoeft niet te zuchten, ik heb een verrassing voor je.’ En terwijl hij verdween kwam er een persoon binnen. Er priemden realistische beelden door het vocht in mijn ogen heen en ik vertrouwde deze echt niet.
‘Cinthia!?