Dodelijk verleden 25

Het was een tweepersoons onderzeeër. Dick en ik zaten tegen elkaar aan. Ik voelde mij even ongemakkelijk. Hij glimlachte. Ik was hartstikke nerveus. Het beviel mij helemaal niet dat ik Omar moest achterlaten, voelde mij er zelfs misselijk door.
‘We moeten het even zo doen, Martha, sorry.’
‘Het is al goed’, zei ik al rustiger. Dick draaide aan en drukte op knoppen en haalde schakelaars over. Ik voelde een shock, we leken te zweven, in werkelijkheid kwam de onderzeeër los van het schip. Ik keek naar buiten de diepzee in en toen ik naar het licht keek, zag ik bewegingloze lichamen van beveiligers langzaam naar de diepte zinken. Dick draaide na een paar minuten de kleine onderzeeër om en keek naar de plek waar wij vandaan gekomen waren. We zagen direct dat het grote, machtige schip van Omar langzaam begon te zinken. We zagen nu tientallen lichamen de diepte in verdwijnen. Dick draaide het schip en koerste naar de coördinaten die Al hem voor onze vlucht naar benedendeks had gegeven.

‘Jezus Christus, Dick, hoeveel personeel hadden jullie? Al die vrouwen aan die lange tafels? Ik snap niet dat er zo hard wordt ingegrepen. Deze vrouwen hadden geen schijn van kans. Alleen jullie komen mooi weg. In duikboten en helikopters, de rest kan gewoon sterven. Alles voor het geld, alles voor geld.’ Dick keek mij met een blik vol ongeloof aan. Alsof het hun eigen schuld was. En weer vroeg ik mij af hoe lang ik in deze hel zou moeten zijn. 
‘Je kijkt alsof je mij niet kunt volgen’, zei ik terwijl ik hem strak aankeek.
‘Nou ik kan je wel volgen hoor, zo moeilijk is dat niet. Ten eerste: laten we geen ruzie maken nu, om niets niet. De ruimte is veel te klein en we moeten hier nog even in zitten.’
‘Hoe lang?’ Want ik begon het behoorlijk krap te vinden. Ik had nooit eerder last gehad van claustrofobie, maar nu begon ik de betekenis te voelen. En ik wist zeker dat ik nu niet mijzelf druk zou moeten maken om wat dan ook.
‘Alfredo is en zal altijd een harde klootzak blijven. Maar vergis je niet, ze willen graag voor hem werken. Klinkt misschien raar: het gaat ons om het geld en we proberen respect te hebben voor leven.’
‘Sorry hoor, maar ik heb nog nooit zo’n onzin gehoord als dit. Hij schoot Gui neer, voor wat? En hij liet Silvia ook doden?’ Het donderde mijn mond uit, ik kon het niet helpen. Het was direct tientallen minuten stil, Dick leek zich niet druk te willen maken om mijn laatste woorden. Misschien, tenminste dat hoopte ik maar, had hij echt het gevoel dat wat hij ook wilde melden over het sociale gedrag van Al, dikke onzin was. Dan ineens verbak hij de ijzige stilte.

‘Ik denk dat je gelijk hebt, ik voel dat je gelijk hebt. Maar geloof mij, ik keur het af hoe hij met Gui en Silvia om is gegaan.’
‘En jij had geen keus?’ vroeg ik. Ik wilde hem absoluut niet uitdagen maar ik kon niet anders.
‘Je hebt altijd een keus, en mijn keuzes zijn wat ze zijn. Wellicht dat we het daar bij een stevige borrel nog eens over kunnen hebben. Ik wil een ding rechtzetten, niet om Al te verdedigen, want dat is zo goed als onmogelijk. Maar ik wil dat je weet dat er voor de families van al de omgekomen vrouwen en zijn personeel gezorgd wordt. Ze verdienen het dubbele wat ze op de wal kunnen verdienen en wanneer ze overlijden tijdens hun werk krijgt hun familie een ton.’ Ik dacht: ‘En vaak kunnen ze niet anders, stelletje ratten. Het is verdomme gewoon uitbuiting.’
‘Je zult denken: uitbuiting! Geloof mij, ze melden zich aan met bosjes’, zei hij. Ik kon de humor er wel van inzien. dat hij mijn gedachte las.
‘Ik denk veel, Dick, en ik heb geleerd dat denken in deze context het veiligst is voor mijn algehele welzijn.’
De volgende uren was het stil. Hij had nog wel informatie met mij gewisseld hoe diep we voeren en hoe diep dat ding kon. Wat hij nog niet in de gaten scheen te hebben, was dat de meeste vrouwen niet van de technische details zijn, maar van ‘hoe komen we hier veilig uit’. Het leek erop dat hij echt contact met mij wilde hebben. Wellicht voelde hij mijn afstandelijkheid. Ik voelde mij soms vol walging naar dit soort mannen zoals Gui, Dick en Alfredo. Die beslisten over leven en dood alsof het om een cake bakken ging. Het gemak anderen hun leven af te nemen op welke manier dan ook voelde ik nog steeds als stuitend.
Maar Dick zat in zijn praatzetel en vertelde mij steeds meer over de processen. Hoelang ze dit al zo deden. Hoe ze de families van de scheepseigenaren chanteerden. Want het simpel enteren van een peperduur jacht was geen simpel gegeven. Het Duitse jacht hadden Alfredo en Dick al heel lang op het oog. Voorbewerking zoals het overmeesteren van de bestaande bemanning en het klaarmaken voor een ander doel dan recreatie, alles was tot in de puntjes voorbereid.

De onderzeeër kon maximaal tien zeemijlen per uur varen. Dat betekende dat wij er minstens tien uur in moesten zitten. Dick had regelmatig contact met Al. Ik hoorde niet wat Al zei, maar wel Dicks antwoorden. Het ging om het organiseren en enteren van het nieuwe schip. Ik besefte wel weer dat het een keiharde organisatie was waarin Alfredo weliswaar een capo was, maar niet degene die het alleen voor het zeggen had.

‘Wij kunnen met deze onderzeeër nog niet onder de nieuwe boot komen, dat duurt nog een paar dagen voordat er een ‘mangat’ in gemaakt is, dus je zult waarschijnlijk een nat pak halen’, zei Dick koel. Ik zei niks en deed alsof ik sliep, wat lastig was met mijn hoofd op een ijzeren handel. ‘Ik hoorde dat het nieuwe schip onder controle is van onze organisatie.’
Toen we boven water kwamen werd de onderzeeër uiteindelijk aan het schip geketend en konden wij aan boord. Er werden lijken in verzwaarde lijkzakken in het water gegooid. Pure horror om te zien, vond ik nog steeds. Hoe dit allemaal kon, bleef een vraag. Hier op open zee golden andere wetten, dat was mij inmiddels wel duidelijk.

Alfredo stond voor mij.
‘De eigenaar van het schip is gewond, lap hem op’, zei hij. Hij leek nog opgefokt door de gevechten die hij geleverd had. Zijn kleding zat onder het bloed.
‘En als hij niet meer is…’ Ik voelde een scherpe pijn aan de rechterkant van mijn gezicht. Het leek alsof die in brand stond.
‘Niet tegenspreken nu, gewoon doen wat je gevraagd wordt. Dick, breng haar naar de hut van de eigenaar. Vraag aan onze bemanning waar dat is.’ Hij verdween weer. Ik proefde bloed dat vanuit de binnenkant van mijn wang stroomde. Ik liep achter Dick aan. Alfredo haten had geen zin, het zou verspilde energie zijn. Ik had het al zo vaak meegemaakt het afgelopen jaar.
Ik moest aan Omar denken toen ik het vertrek binnenliep waar de voor mij nog onbekende man lag. Hij op zijn zij en leek te slapen, ik zag zijn gezicht nog niet.
‘Hij is platgespoten omdat hij gilde als een speenvarken. Het bloeden van zijn been hebben ze kunnen stoppen.’ Ik zag hoe ze zijn been ter hoogte van zijn lies afgebonden hadden.
‘Geef mij zoutoplossingen en infuusspullen. Geef mij gereedschap om deze man te laten overleven, Dick’, sneerde ik Dick toe terwijl ik de man hoorde kreunen nu.
‘Ik zou zeggen: doe je best. Wij moeten dit schip klaarmaken en of hij het nu overleeft of niet is dit keer niet zo belangrijk. Het is trouwens niet de eigenaar van dit schip want die hadden wij al maanden geschaduwd. Wie het wel is, weten we nog niet.’ Dick verdween en ik zou deze man alleen dood kunnen zien bloeden voor mijn ogen. Ik had niets bij de hand om zijn leven te redden. Ik draaide hem voorzichtig om, hij kreunde harder. Ik zag zijn gezicht en mijn adem stokte.
‘Harm?’