Alle Dagen Gek

Sinds een aantal maanden ben ik werkzaam in de psychiatrie. Een nogal radicale overgang vanuit de werkzaamheden binnen de ‘gewone’ geneeskunde waar ik me eerder mee bezighield in het ziekenhuis. Het belangrijkste verschil is dat ik voorheen bloedonderzoek, scans en ruggenprikken tot mijn beschikking had om tot een diagnose te komen en nu alleen nog maar een vragenlijst, mijn gehoor en het nog onrijpe analytische vermogen van mijn verstand. Een ander verschil is die ene vraag die ik tegenwoordig van sommige patiënten krijg: ‘Wie bent u om te bepalen dat ik ziek ben?’ Geen gekke vraag eigenlijk.

Als handvest voor het stellen van psychiatrische diagnoses hebben we de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, oftewel de DSM, ter beschikking. Het is grof gezegd samengesteld uit de meest voorkomende symptomen van verschillende psychiatrische aandoeningen, waarbij je bijvoorbeeld aan vijf van de acht beschreven criteria moet voldoen om een diagnose depressie of psychose te kunnen stellen. Vaak wordt de duur van de symptomen meegerekend om de zwaarte vast te stellen. Dat klinkt als een acceptabele maatstaf en het handboek is samengesteld door de top van Amerikaanse wetenschappers binnen de psychiatrie.

De moeilijkheid is dat er geen ‘gouden standaard’ is, een hamerstuk zo je wilt, waarmee een aandoening honderd procent vast komt te staan. Je kunt een scan maken van de longen, niet van autisme. Je kunt bloedonderzoek doen naar diabetes en cholesterol, niet naar schizofrenie. Een kankergezwel heb je in je handen na een operatie, een depressie aanraken kan niet. De normaalwaarden die binnen de psychiatrie gehanteerd worden zijn veel arbitrairder en veel meer afhankelijk van de beoordelaar. Een stemming of gedachtepatroon wordt langs een glijdende schaal beoordeeld tot je ineens ‘ziek’ bent.

Dat die grenzen zich moeilijk laten vaststellen, laat de geschiedenis van psychiatrische aandoeningen ook wel zien. In vogelvlucht zou je kunnen vaststellen dat bijvoorbeeld psychosen en (toen ook nog) epilepsie in vroegere tijden werden gezien als bezetenheid door demonen of goden. Vreemde vrouwtjes werden als heksen verbrand. Krankzinnigen werden als minderwaardige onmensen gezien, waarop je experimenten kon uitvoeren en die je verder gewoon bij de honden in het hok moest houden.

Vanaf de achttiende eeuw ontstond er wat meer begrip voor geestesziekten en werden psychosen, neurosen en hysterie als ziekten geduid die je met rust en regelmaat kon behandelen, zolang je ze maar buiten de maatschappij hield. En in die beslotenheid kon je experimenteren met bijvoorbeeld elektroshocktherapie. Zonder narcose, dus kreeg je klaarwakker een epileptische aanval toegediend. Soldaten met shellshock – wat tegenwoordig posttraumatische stressstoornis heet – werden aan het begin van de Eerste Wereldoorlog terug de loopgraaf ingestuurd, óf als deserteurs gefusilleerd, omdat het niet als aandoening erkend werd. Homoseksualiteit stond tot halverwege de jaren zeventig in de eerdergenoemde DSM als psychiatrische aandoening.

Inmiddels is bekend dat psychiatrische aandoeningen voortkomen uit een zeer complexe oorsprong van genetische factoren en van opvoeding en sociale omgeving. Rationeel gezegd zou je, net als lichamelijke ziektes, de uitersten goed kunnen vaststellen en beschrijven. Mensen die doodsbang of agressief zijn vanuit een psychose en mensen die geprobeerd hebben zichzelf van het leven te beroven, kun je opnemen om ze tegen zichzelf en de maatschappij te beschermen en dat gebeurt ook, net als met een hartaanval of beroerte. Daaraan voldoen de mensen in de kliniek waar ik werk ook ontegenzeglijk. Met minder ingrijpende aandoeningen kun je gewoon over straat, met vinger aan de pols door dokter en medicatie, net als met diabetes.

Maar het arbitraire schemergebied wordt bijvoorbeeld wel heel duidelijk bij een relatief nieuwe aandoening als AD(H)D, die in de nieuwe DSM-versie van vorig jaar is opgenomen. Wetenschapsfilosofe Trudy Dehue trekt welbespraakt van leer tegen de manier waarop de aandoening ADHD als het ware is ‘gecreëerd’ vanuit het niets. En ik kan eigenlijk niet anders dan het roerend eens zijn met haar stellingname. Het heeft te maken met het begrip ‘reïficatie’. Dat houdt zoveel in als de volgende drogredenering: eigenschap ‘druk’ bestaat(, is onwenselijk) en wordt stoornis ‘ADHD’, wat vervolgens wordt gereïficeerd tot: stoornis ‘ADHD’ bestaat, met als symptoom de eigenschap ‘druk’. Ouders lopen inmiddels dokters en psychologen plat met kinderen die niet meer aan het standaardplaatje voldoen, omdat ze niet meer meekomen op school. En reken maar dat de farmaceutische industrie garen spint bij onderzoeken die deze bevindingen zullen onderschrijven. Zo is een gewone menselijke eigenschap, met al zijn na- én voordelen, eigenlijk verworden tot een aandoening die zó gepropageerd wordt dat je eigenlijk wel gék zou zijn als je je er niet aan laat behandelen.

Maar wie zijn wij dan eigenlijk om te bepalen of je ziek bent of niet?

Interviews met Trudy Dehue hier en deze podcast

Wil je je eigen column submitten? Mail je stuk o.v.v. je username naar bert@fok.nl!