Geld? Wat is dat eigenlijk?

De laatste jaren verbaas ik mij steeds meer over de simpele dingen in het leven. Één daarvan is het fenomeen “geld”. De crisis is een paar jaar geleden ontstaan doordat eigenlijk niemand meer begreep hoe de financiële wereld in elkaar zat; hoe kan je in hemelsnaam aflossingsvrije hypotheken verpakken en doorverkopen als investering? Hetzelfde lijkt nu te gebeuren met geld an sich. Want wat is geld eigenlijk? Waarom vinden wij een papiertje waar een vijf op staat evenveel waard als twee bier plus fooi?

Laten we even terug gaan naar vroegâh, toen de lucht nog schoon en de seks nog vies was. In die tijd was het begrip “waarde” een stuk ruimer. Er werd nog veel aan ruilhandel gedaan en een algemeen geaccepteerde valuta bestond nog niet. Wel werden stukken goud, zilver en brons gebruikt als ruilmiddel. Dit omdat er een vaste hoeveelheid van op aarde bestaat, het niet na te maken is door mensen en het bovendien niet roest of vergaat. Voor elke transactie brokjes metaal wegen is nogal veel werk, en dus werden er herkenbare brokjes gemaakt in standaard grootes, ook wel muntjes genoemd. Om te voorkomen dat mensen er elke keer een minuscuul laagje afvijlden, werden er afbeeldingen op de muntjes en streepjes op de zijkant gezet. Op die manier hoefde je niet elk muntje apart te wegen en wist je meteen hoeveel het was. Doordat er een vast algemeen ruilmiddel was ontstaan floreerde de handel en economie, en zo vergaarden heel wat mensen rijkdom.
De allerrijksten, hadden kisten, koetsen en zelfs kastelen vol met goud. Dat is natuurlijk leuk, maar praktisch is anders. Zo is het loodzwaar om mee te nemen en kan je makkelijk beroofd worden. Om die redenen ontstonden de eerste banken. Deze grote stevige huizen hadden een goede bewaking en beveiliging, en hier konden rijke mensen hun gouden munten in bewaring geven. Op vertoon van een tegoedbon kon men het goud weer opeisen. Omdat de tegoedbon van de bank (ofwel 'bankbiljet') garant stond voor het goud wat ervoor in bewaring was gegeven werd het al snel geaccepteerd om de tegoedbon te geven, in plaats van het goud zelf. En zo werden de eerste bankbiljetten geboren. Zolang men vertrouwen had in het feit dat men met een bankbiljet het goud kon ophalen wat erop vermeld stond, was het bankbiljet een stuk makkelijk om aan te nemen. Er stond immers altijd evenveel goud bij de bank als het aantal biljetten dat in omloop was..

Dit ging een paar eeuwen goed. Bankbiljetten waren ondertussen synoniem voor goud, terwijl het daadwerkelijke goud zich eigenlijk altijd in een groot pakhuis lag te vervelen. Centrale banken onder controle van de overheid hadden zich het alleenrecht toegeëigend bankbiljetten uit te geven, en reguliere banken mochten nog slechts handelen in deze schuldpapieren. In de jaren dertig van de vorige eeuw trof de wereld een diepe crisis. In de eerste wereldoorlog hadden sommige landen veel bankbiljetten uitgegeven aan oorlogsmaterieel in het buitenland en was er voor binnenlandse handel dus nog weinig over. Om die reden gingen er stemmen op om de goudstandaard los te laten. Dit hield in dat de centrale bank die het goud in handen had, meer bankbiljetten uit mocht geven dan hij goud had in zijn kluizen. Destijds was dit een veelbesproken onderwerp, omdat velen vonden dat het verlaten van de goudstandaard het verloochenen van waarde was. Het betekende immers dat je betaalde met een stuk papier wat niet meer in te wisselen was tegen goud, en dus effectief niets waard was. Alle partijen gingen er echter vanuit dat ze de oorlog zouden winnen, en met de oorlogsbuit en de herstelbetalingen van de verliezers het extra goud zouden kunnen kopen waarvoor de bankbiljetten al waren uitgegeven.

Aan het einde van de oorlog bleek iedereen verloren te hebben. Bovendien was er niet genoeg goud op aarde om al de uitgegeven bankbiljetten weer te dekken. Gezien Duitsland de verliezer was en zij weinig goud meer over hadden, werden de Duitse bankbiljetten al snel waardeloos (ook wel hyperinflatie genoemd (MET LINK!!! http://nl.wikipedia.org/wiki/Hyperinflatie). In de meeste andere landen ging de bankbiljetten ook in waarde omlaag. Gezien hetzelfde aantal stukken goud over een groter aantal bankbiljetten gedeeld moest worden, werd elk bankbiljet ietsje minder goud waard dan wat erop vermeld stond. En daarmee was de goudstandaard losgelaten.

Vreemd genoeg vindt iedereen het tegenwoordig normaal dat geld geen enkele tegenwaarde meer heeft. Vijf euro is gewoon vijf euro. Dat houdt in dat je een briefje in handen hebt van papier wat moeilijk (maar niet onmogelijk) is na te maken. Het houdt in dat je denkt dat anderen jouw briefje ook van waarde vinden, en vreemd genoeg is dat ook zo. Het heeft weinig relatie meer met goud of iets anders onvergankelijks op dees aard.

Waarom dit een probleem kan zijn zal ik jullie over twee weken vertellen. In de tussentijd wil ik je nog één dingetje vragen: waarom hecht jij eigenlijk enige waarde aan een briefje papier? Sterker nog: jouw maandelijkse harde werken wordt niet eens meer in een fysiek papiertje gegeven, het is gereduceerd tot een cijfer in een computersysteem: jouw bankrekening.