Verknipt

Op mijn schoolfoto's van vroeger is duidelijk te zien dat mijn kapsel niet het werk was van professionals. Nee, het was mijn moeder, die er lustig op los had gehakt in mijn blonde haren. Een pony, alsof de ratten eraan gevreten hadden en het kapsel was schever dan de toren van Pisa. Gelukkig werd er niet zo nauw gekeken in de zeventiger jaren en was ik zeker niet de enige met een kniplustige moeder.

Toen ik zestien was, mocht ik, na lang zeuren ein-de-lijk permanent. Huispermanent. De zus van mijn vriendinnetje volgde een kappersopleiding, en oefende op elk hoofd dat zich aan haar durfde over te leveren. Helaas -en dat realiseerde ik me toen nog niet- was ze nog maar drie maanden bezig met de kappersopleiding. Dat had me al aan het denken moeten zetten. Ook het feit, dat de permanentrollers heel smal waren. Hoe grover de rollers, hoe grover de krullen. En dat wilde ik eigenlijk: grove krullen. Natúúrlijke krullen, dat was mijn voorstelling van permanent. Helaas. Ik leek meer op een mislukte poedel dan op de filmster die ik voor ogen had gehad. In mijn haar zaten nog weken lang kleine scheidinkjes op de plekken waar de permanentrollers hadden gezeten. Mijn hoofdhuid deed pijn en brandde van de permanentvloeistof. Van te voren had ik gehoopt, dat ik 's morgens slechts wat gel in mijn haar hoefde te kneden, en dat de krullen soepel langs mijn gezicht zouden vallen. In plaats daarvan moest ik mijn hele trukendoos opentrekken om mijn haar maar niet te laten pluizen. Bovendien had de knipgrage kapster-in-spe nog zó veel ‘dode puntjes' van mijn haren geknipt, dat ik kort haar had. Kort. Met piepkleine krulletjes. Dode krulletjes. Ik was zestien, maar leek eerder zestíg.

Eindelijk verdiende ik zelf geld, en kon ik ook een kapper betalen. Ik was inmiddels negentien jaar en verloofd. Ik droomde ervan om te trouwen in een prachtige jurk en met een beeldig kapsel. Daartoe wilde ik mijn haar lang laten groeien. Af en toe even naar de kapper om de puntjes te laten knippen, maar meer dan een paar centimeter mocht er niet af. En ja, daar ging het altijd weer fout. "Een klein stukje eraf, echt niet te veel," zei ik dan dapper. De kapster gaf dan tussen wijsvinger en duim een centimeter of twee aan, en ik gaf mijn toestemming om dat van mijn haren te knippen. Vervolgens bleef ik dan als gehypnotiseerd staren in de spiegel, waarin ik mijn lange haren als sneeuw voor de zon zag verdwijnen. Van halflang haar kreeg ik een keurig -dat dan weer wel- kortgeknipt hoofd. Ik kon nog net mijn tranen bedwingen als de kapster opgewekt aan mij vroeg: "En? Tevreden zo?" Dan hield ze een spiegel achter me, met het idee, dat ik dan de paar schaarse haren op mijn achterhoofd zou kunnen bezichtigen, maar ik zag alleen maar het spiegelbeeld van de dame naast me, die onder de droogkap een Libelle zat te lezen.


"Over zes weken terugkomen hoor," zei de kapster vervolgens vriendelijk, als ze me mijn geld uit mijn zak geklopt had, en mijn jas overhandigd. "Anders gaat het dood." Uiteindelijk trouwde ik met haren zó kort, dat ik het niet eens op kon laten steken.

Mijn zonen -beiden volwassen in jaren- willen alleen nog maar door mij geknipt worden. Ooit heb ik een cursus thuiskapster gedaan, en jarenlang heb ik -net als mijn moeder- de haren van mijn kinderen geknipt. Alleen wist ik wel wat ik deed, ik had voldoende techniek in huis. En verder is een timmermansoog vereist. En het lukte ook niet altijd even goed, maar meestal waren de kinderen tevreden. Toen de kinderen wat ouder werden, was het natuurlijk niet meer cool om door je moeder geknipt te worden. Dus hoefde dat ook niet meer. Ze mochten naar de kapper. Maar elke keer kwamen ze stampvoetend van woede thuis. Mijn oudste zoon heeft lange pijpenkrullen, en hij gaf als eerste aan, dat hij niet meer naar de kapper wilde. "Eerst roepen ze, dat ik prachtig lang haar heb, en vervolgens willen ze het kort knippen. No way." En vooral bij krullen werkt het zo: het lijkt alsof je er een klein stukje afknipt, maar zodra het haar droog is, krult het helemaal op en blijkt het korter dan je dacht.

Mijn jongste zoon had het ook helemaal gehad met de kapper. Wat hij ook zei, hoe duidelijk hij ook zijn aanwijzingen gaf, kennelijk begrepen ze niet wat hij bedoelde. Als hij zei: "Doe maar flink kort," dan knipten ze er amper wat af. Zei hij echter: "Een klein stukje eraf, ik wil het wat langer laten, dit keer," dan werd hij gekortwiekt. En ook hij wordt tegenwoordig weer door mij geknipt. Mijn dochter met haar lange haren wil nog altijd, dat ik mee ga naar de kapper. Wel handig, zo'n assertieve moeder.

Ja, ja. Dat vooral. Wat ben ik assertief. Het gekke is: over het algemeen bén ik dat ook echt. Ik kan prima mijn mening geven, zelfs slechtnieuwsgesprekken voeren als het moet, maar tegen de kapper zeggen dat ik eigenlijk helemaal niet tevreden ben, dat durf ik niet. Ik mompel dan maar wat, weet niet hoe snel ik moet betalen en wegwezen. Thuisgekomen bekijk ik dan de schade. Tjonge jonge, noemen ze dat ‘een klein stukje', foeter ik dan. En ook dat achterlijke föhnen, dat ze daar doen. Hun eigen kapsel zit toch ook niet zo idioot? Als ik een kapster tref met een leuk kapsel, dan verwacht ik zéker van haar, dat ze er bij mij ook iets leuks van maak. Ik heb van te voren niet gezegd, dat ik op een suikerspin wil lijken. Of tien jaar ouder. Elke keer betaal ik extra voor het föhnen en elke keer stop ik meteen mijn kop onder de kraan zodra ik thuiskom.

Waarom pikken we dit eigenlijk, met z'n allen. Met z'n allen? Ja. Dit soort verhalen hoor ik namelijk bijna dagelijks. Kappers die hun klanten niet begrijpen, of niet willen begrijpen. Die precies doen, wat ze zelf willen. En er zijn maar weinig mensen die laten blijken dat ze ontevreden zijn. Mijn collega's zijn allemaal vrouwen, en allemaal mopperen ze over de kapper. Te kort, te lang, te veel krul, te weinig krul, de kleur is niet dat wat ze willen, en ga zo maar door. En tegen de kapper prevelen ze ondertussen allemaal, dat ze erg tevreden zijn.

Als ik naar de kaasboer ga, en ik vraag om een stuk komijnekaas, dan accepteer ik het toch ook niet, als ik een stuk emmentaler krijg? Of als ik een blauwe trui bestel bij een postorderbedrijf, dan ga ik toch ook niet akkoord als ik een groene krijg toegestuurd? Wat is dat toch, dat we het van kappers wel pikken? Misschien de onderdanige houding? De kapster die naast me staat, en ik, zittend in een stoel met kletsnat haar en een onflatteus donkerbruin knipschort om me heengeslagen waardoor ik me lelijk en klein voel? Geen idee.

Twee jaar geleden ben ik met de liefde van mijn leven getrouwd. En in tegenstelling tot de eerste keer dat ik bruid zou zijn, wist ik: het gaat me niet meer overkomen, dat mijn kapsel wordt verpest. Ik wil trouwen met lang, krullerig, opgestoken haar. Er wordt niet geknipt! Ik ben met wat foto's die ik van internet had geplukt naar de kapper gegaan en heb gevraagd om een proefkapsel. "Zal ik het eerst maar wassen en knippen?" vroeg de kapster. "Nee," antwoordde ik ferm. "Ik kom net onder de douche vandaan, dus mijn haar is schoon, en het hoeft niet geknipt." "Hoe lang is het geleden?" vroeg de kapster streng. "Drie weken," loog ik keihard. "Het ziet er ook wel heel gezond uit," gaf de dame onmiddellijk toe. Wat had ze geantwoord, als ik had verteld, dat het al twee jaar geleden was, dat ik een kapper aan mijn haar had laten knippen?

Ze was uren bezig, en ik was gedeeltelijk tevreden. Steeds gaf ik aanwijzingen, en gelukkig vond de kapster dat alleen maar prettig. Op mijn trouwdag stond ik om half negen op de stoep bij de kapper, en om half een verliet ik voor 100% tevreden de kapperswinkel. Wat voelde ik me mooi!

Daarna ben ik nog een paar keer bij de kapper geweest. Bij diezelfde kapper. Helaas. Die tijd is voorbij. ‘Mijn' kapster is verhuisd. Naar Brabant. En ik ga niet op zoek naar een nieuwe. Ik ben bang voor kappers. Aan mijn hoofd geen polonaise! Voorlopig zien ze me niet meer in een kapperssalon. Geen haar op mijn hoofd die daar aan denkt!