De banale discotheek

hakunamatafaka stuurde via de submit de volgende column in:

Zoals alle andere zaterdagen kwam deze ook wat rauw op mijn dak vallen. Wederom hadden mijn maten het onzinnige plan opgevat om naar de gebruikelijke discotheek te gaan. Hier was ik het niet mee eens, doch ’t was democratisch besloten. Daar ik een voorstander ben van democratie, liep ik zodanig gedwee in de pas. Laat ik even een korte descriptie geven omtrent de notoire discotheek: een saai, lelijk kutgebouw, dat ik inmiddels van onder tot boven ken. Er zijn immers maar 2 verdiepingen. Doorgaans druk bevolkt met als gevolg dat je weinig bewegingsvrijheid hebt, amper ruimte om adem te halen en dus als een half dode goudvis tevergeefs naar een beetje lucht moet happen. Daarnaast is er een flinke kans op ruzie, anders gezegd: de geringste reden is al genoeg om een flinke stoot voor je harses te krijgen, door één of andere hinnepoeper. Zo komt het bijna nooit voor dat wij er zonder ruzie vertrekken. Kortom, een gezellige plek voor jong en oud.

Gereed om te vertrekken waren we echter nog niet. Vooraf gingen we namelijk nog even “indrinken”. Een dom verschijnsel als je het mij vraagt, maar dat terzijde. Mij werd tenslotte niets gevraagd. Met z’n vijven zaten we lekkere Heineken pilsen weg te zuipen bij mij thuis. Onderwijl knalde ik een mooie Bob Dylan-cd in de radio. Het album ‘Blonde on Blonde’ welteverstaan, een magnifiek album dat ons prachtige liederen ten gehore bracht. Dit om even flink in de sfeer te komen. Doch dankzij dit album ontstond er plots uit het niets, een weemoedige sfeer. Twee van mijn vrienden werden zelfs door de klanken, zeer emotioneel. Om ze een beetje op te vrolijken, besloot ik om met één van mijn vele blijmoedige levenstheorieën op de proppen te komen.

‘Dus…’ zo sprak ik mijn - door emoties geraakte- makkers toe, ‘ De mensheid is enkel geboren om vervolgens weer te sterven, daar tussenin is alles slechts bezigheidstherapie. Maar ik noem het liever lijden, want zeg nou zelf. Hoe kan een mens gelukkig zijn wanneer die heeft ondervonden dat de overheid heimelijke pogingen doet, om alles wat los en vastzit te verwoesten? En tevens hun moraal, en zogenaamde normen en waarden aan het volk op te leggen.’ Ze keken mij verbaasd aan. Een stilte van twee minuten volgde daarop. Onwennig nam ik nog een slok van mijn bier. Tim, één van mijn makkers trok ineens een raar gezicht. ‘Wat is er Tim, ben je geïmponeerd door mijn relaas?’ Vroeg ik bezorgd. ‘Nee, mijn spastische darm speelt weer op.’ zei Tim paniekerig. Een verstikkende walm kwam ineens uit het niets opzetten. PRRRTTTT, Tim voelde zich dus genoodzaakt mijn hele bank onder te schijten. Een vlaag van woede maakte zich meester van mij, ‘Mijn huis uit! Vuile schijthoer! dan mag je wel een spastische darm hebben, dat geeft je nog geen vrijbrief om overal maar je ontlasting te lozen.’ Tim vertrok nadat hij alles had schoongemaakt.

Met de drie overgebleven makkers ging ik vol zelfvertrouwen, stapvoets naar de discotheek. Nadat de bewakers ons hadden gefouilleerd traden we binnen. Meteen bij binnenkomst galmde het nummer ‘take me home country roads ’ van John Denver door mijn gehoorgang. Erg verrassend. Dat nummer draaien ze doorgaans namelijk maar 40x per avond af. Onze jassen dumpten we op één van de banken, dit om meteen ons territorium af te bakenen. Daaropvolgend besloot één van mijn makkers om drinken te gaan halen. Een goede daad van hem, om iedereen van een gele rakker te voorzien. De rest, waaronder ik, liep alvast naar de dansvloer. Daar zag ik een aantal flatteuze wijven, zoals gewoonlijk. Doch deze mokkels zijn meestal erg vol van zichzelf. Die moesten dus even flink gedisst worden. Dit om hun bitch-shield te doorbreken. Ik voelde mij -door een hogere macht- geroepen om deze taak op mij te nemen, zoals gewoonlijk. Maar deed het met lichte tegenzin. Toch liep ik willekeurig op de eerste de beste af en tikte haar op de schouder. Ze draaide zich in een fractie van een seconde om. Voor mij zag ik nu een aantrekkelijk gezicht, omringd met blonde glanzende haren. Haar lichaamsgeur deed vermoeden dat ze de parfum CHANEL.No 5 op had gespoten. Vrij conventioneel. ‘Wat mot je’, schreeuwde ze nu in mijn oor. ‘Niets’ zei ik. Zonder iets tegen mijn vrienden te zeggen, pakte ik mijn jas en liep naar buiten. Eenmaal buiten zag ik in de verte een bekende chick. ‘Hé Nick, alles goed!?’ Riep ze mij van afstand toe. Ik gaf geen gehoor en liep in snelpas richting huis. Ondertussen dacht ik aan Tim en zijn spastische darm. Hij had het beter getroffen…