The best a man can get

“Kom je uit bed, lieverd?” vraagt mijn man. Langzaam doe ik mijn ogen open. “Alleen voor beschuit kom ik eruit,” beweer ik stellig. Maar dan ga ik rechtop in bed zitten. “Wat ruik ik voor heerlijks?” vraag ik, en met wijd opengesperde neusgaten snuif en snuffel ik om me heen. “Ja, het aroma komt je tegemoet, zodra je Supra open doet. Van Van Nelle. Nou, kom maar gauw!” Ik stap uit bed en trek mijn nieuwe badjas aan. Ja, ja, écht HEMA. In de woonkamer staat de ontbijttafel al gedekt. Maar wat is dat nou voor merk beschuit? Ik kijk een beetje boos. “Wat is er?” vraagt mijn man verschrikt. “Ik wil Bolletje!” roep ik, en ik sla met mijn vuist op tafel. De tafel is dwars doormidden. “Oh, o… Even Apeldoorn bellen,”  mompel ik verschrikt. “Welnee!” roept mijn lief opgewekt en hij loopt meteen naar de gang om zijn gereedschapskist te halen. “Dat zeg ik! Gamma!” roept hij even later trots, als de tafel weer gerepareerd is. Vijf minuten later zitten we weer te ontbijten alsof er niets gebeurd is. “Mag ik de pindakaas even?” vraag ik beleefd. Hij geeft me de pindakaas aan. “Alsjeblieft, schat. Calvé pindakaas. Ach ja, wie is er niet groot mee geworden?” Het smaakt me heerlijk, mijn beschuitje. Maar ik heb nog meer trek. Wat zal ik eens nemen? Brood! Daar zit wat in! En een lekkere beker melk. Want zo’n witte motor kan ik vandaag ook wel gebruiken. Wat zal ik eens voor beleg nemen?  “Het regent, het regent, grote korrels Venz?” adviseert mijn schat. Nee, daar heb ik niet zo’n zin in vandaag. “Wat wil je dan?” Ik denk na. “Ik hou van lekker fris, ik hou van lekker anders. Heinz, sandwichspread, dáár heb ik zin in!” roep ik blij. Maar dat hebben we niet in huis. Dan maar kipfilet. Kip, het meest veelzijdige stukje vlees.

Tijd om te douchen. “Zo, jij bent ijverig! Ik hoor, dat je de wasmachine hebt aangezet!” roep ik, terwijl het warme water lekker op mijn rug klettert. “Ja, de was draait al weer in onze nieuwe wasmachine. Ik ben erg tevreden over het nieuwe apparaat. Miele, er is geen betere,” is het antwoord.  “Nou, maar wel duur!” roep ik terug. “Ja, en daarom gebruiken we Witte Reus! Wast een berg, kost een beetje.” Ik zeep me lekker in met douchegel. “Zo in mijn sas met Badedas!” jubel ik ondertussen. Dan schiet me opeens iets te binnen. “Schat, je hebt toch niet mijn nieuwe bloes in de wasmachine gestopt? Die moest eigenlijk eerst op de hand gewassen worden!” Stom. Het is mijn eigen schuld, had ik de bloes maar niet in de wasmand moeten stoppen. Nu draait hij mee in de wasmachine. Nou ja, C&A is toch voordeliger, eventueel haal ik een andere. Maar dan moet ik wel helemaal naar de stad. En waarom moeilijk doen als het Wehkamp kan? Ik droog me af en loop naar de kast om mijn kleding voor vandaag uit te zoeken. Wat zal ik eens aantrekken? Ik ga voor een stoere spijkerbroek en een shirt met opdruk. Daar voel ik me het prettigst in. Mijn man komt de slaapkamer binnen en slaat zijn armen om mij heen. “Jij bent net als Gilette, the best a man can get,” zegt hij, en kust me op mijn mond.  “Wat ruikt je adem fris, schatje!” complimenteer ik. “Hee, daar hoef je toch niet om te huilen?” Grote dikke tranen rollen over zijn wangen. “Sterk spul, hè, die Fisherman’s Friend,” zegt hij ernstig. Ik knik. “Nog een zoen? Ik heb zin in seks! Maar ik moet naar mijn werk.” “Ja, en ik ga de ramen zemen,” zegt mijn man. “Met Glassex is je ruit in een wip schoon,” lach ik schalks. “Schiet nou maar op,” grinnikt hij terug. “Straks kom je nog te laat op je werk.”

‘Waar zouden we zijn zonder de trein?’ denk ik, terwijl ik ongeduldig op mijn horloge kijk. Ik heb hard gewerkt vandaag, en nu sta ik op het station te wachten op de trein die me naar huis moet gaan brengen. Maar die is veel te laat. Ik voel een enorme dip aankomen. De stationsklok vertelt me, dat het vier uur is. Tijd voor cup a soup. Dat zouden meer mensen moeten doen. Maar ja, zie dat maar eens te realiseren op een druk station! Dat wordt één grote troep. Nee, dan kan ik beter een zakje M&M’s kopen. Smelt wel in de mond, maar niet in de hand. En dat vind ik wel zo prettig. Vieze handen kan ik niet gebruiken. Ik voel in mijn jaszak of ik kleingeld heb. Hee, zo te voelen, heb ik nog wel snoepjes in mijn zak. Het is een rolletje Rolo. Althans; wat er nog over is van de rol. Er zit precies nog één snoepje in het rolletje. Net als ik het in mijn mond wil steken, komt er een oud dametje naar me toe. “Bedenk goed, wat je met je laatste Rolo doet! Snoep verstándig, eet een appel!” Waar bemoeit dat mens zich mee? Laat ik me maar inhouden, er komen net twee politieagenten het perron opgelopen. En al is de politie je beste vriend, ik weet niet, of die vlieger nog opgaat, als ik een oud vrouwtje in mekaar ga sta meppen uit frustratie omdat de trein er nog niet is. Ah, als je het over de duvel hebt… Daar komt de trein aan. Het oude vrouwtje tuurt door haar dikke brillenglazen in de verte. “Is dat de trein, meisje?” vraagt ze streng aan mij. “Ja,” antwoord ik. Maar het eigenwijze dametje gelooft me niet op mijn woord. Ze loopt steeds dichter naar de rand van het perron. “Pas op!” roep ik nog, maar het is al te laat. Ze valt voorover op de rails, nét op het moment dat de trein het station binnen komt rijden. De politieagenten komen verschrikt toegesneld, maar het is al te laat. Ledematen vliegen in het rond, en bloed spettert alle kanten op. “Wat is er gebeurd? Ik zag, dat ze met u stond te praten,” vraagt een van de agenten aan mij.  Ik vertel de agent het verloop van het gesprek. “Jeetje, zat ze wel bij de juiste opticien?” vraagt de agent zich hardop af. “Een blinde had die trein nog wel aan kunnen zien komen!” “Ik zit meer in de war over mijn nieuwe jas,” zeg ik beteuterd. “Moet je kijken, onder de bloedspatten! Hoe krijg ik dat er weer uit in de was?”  “Shout it out,” geeft de meelevende agent als advies. “Beetje shout op de bloedvlekken spuiten, in de wasmachine, en je jas wordt weer als nieuw!” Ik bedank hem verheugd voor de tip, en als het oude lijk uit de rails is gepeuterd, kunnen we de reis weer vervolgen. Natuurlijk bel ik mijn man om te zeggen, dat het wat later wordt. “Schat, staat de Bokma koud?” vraag ik meteen maar even voor de zekerheid en dit blijkt gelukkig het geval.

Uren later dan gebruikelijk kom ik thuis. “Zo, nu eerst een Bavaria,” zucht ik, als ik op de bank neerplof. “Je wilde toch een jenevertje?” vraagt mijn man. “Ik heb me bedacht.”  Ik vertel over mijn avonturen van vandaag. Mijn man schrikt over het nieuws van het vrouwtje op de rails. “Dat ga ik meteen op onze website zetten, hier moet www.voorbeterov.nl ook iets over zeggen. Wat zal de bestuurder van de trein geschrokken zijn, zeg!” “Dat zal best,” zeg ik, “maar ik heb nu wel zin in een schaaltje pinda’s.” “Van Duyvis? Tjonge, je doet net alsof er een fuif is. Ik moet toch nog denken aan dat arme oude vrouwtje. Maar als je zo’n honger hebt, het eten is klaar hoor! We kunnen zo aan tafel.” Even later zitten we tegenover elkaar heerlijk van het eten te genieten. “Wat heb je dat lekker klaargemaakt!” prijs ik hem. Hij kijkt blij, en zegt bescheiden: “Ach ja, een beetje van mezelf en een beetje van Maggi!” Ook het toetje smaakt heerlijk. “Mona heeft echt de zuivelste verwenners,” concluderen we tevreden.

Tijd voor het journaal. Maar eerst wassen we samen af. ”Een theelepeltje Dreft is voldoende voor de hele vaat,” merk ik op, als ik de laatste pan heb afgewassen. Mijn lief knikt. “Ja, dat had ik ook al ontdekt. Zal ik koffie zetten?”  Dat is een heel goed idee van hem. Ik zit al klaar op de bank met de afstandsbediening in mijn hand, als hij de kamer binnenkomt. “En dan is er koffie. Douwe Egberts koffie, lekkere koffie,” zegt hij tevreden en zet de dampende kopjes voor ons neer. “Wil je ook een koekje, misschien?” “Nee, dank je,” antwoord ik. “Ik zit nog vol van het eten.” “Zeg maar nee, dan krijg je er twee,” lacht mijn man, en ik krijg twee LU-koekjes. Het valt me op, dat mijn man mij opmerkzaam aan zit te kijken. “Wat is er schat?” vraag ik, terwijl ik een hap van mijn koekje neem. “Kijk eens wat vaker in de spiegel van de kapper,” is het antwoord. Ik knik. “Dat zal ik doen,” beloof ik. “Zo, en nu gaan we naar het journaal kijken.” Ik zet de televisie aan.
“Gatver. Eerst nog reclame…”