Heimwee naar God

Sinds ik op mezelf woon had ik geen gereformeerde kerk meer vanbinnen gezien. In de twee jaar die sindsdien verstreken, ben ik meer en meer losgeweekt van het wekelijkse religieuze stramien. Ik schreeuw van de daken atheïst, of in elk geval terughoudend agnost te zijn. En toen ik voor een andere column mijn bijbel nodig had, was er een laagje stof op gekomen. Als de luxe suites van de Titanic raakte mijn geloof in de vergetelheid, en rotten de laatste restjes langzaam weg. Tot deze week.

Ik was als daggast uitgenodigd op de bruiloft van een goede vriend – de eerste trouwerij in mijn vriendenkring, dus ik vond het maar wat spannend. Mijn vriend, laten we hem Hans noemen, is net als ik gereformeerd (in zijn geval, oud-gereformeerd) opgevoed. Maar waar ik al een heel tijdje van het rechte pad was afgedwaald, is Hans nog steeds overtuigd van het bestaan van God, overtuigd van het gelijk van de reformatie. Dus bezegelden zijn bruid en hij hun huwelijk, door dit te beklinken in de Gereformeerde Gemeente, na bij de burgerlijke stand van Willemstad, gemeente Moerdijk (ik verzin het niet) geweest te zijn.

De kerk was, zoals het een gereformeerde betaamt, strak aangekleed en wars van tierelantijntjes. Ik nam plaats in één der gereserveerde kerkbanken voorin en bestudeerde de liturgie. Meteen viel het mij op hoe subjectief de term 'oude berijming' is. Mijn hele leven zong ik al de 'oude' berijming uit 1773, maar in deze dienst werden meerdere Datheen-psalmen gezongen. Datheen berijmde voor het eerst alle 150 psalmen in het Nederlands van de zestiende eeuw; de druk kwam uit in 1566, ruim voor Shakespeare. En zo groot het verschil al is tussen “Uit de diepten roep ik u, Heer, help me” en “Uit diepten van ellende roep ik met mond en hart tot U die heil kunt zenden, O Heer, aanschouw mijn smart”; even groot is het verschil tussen de 'normale' achttiende-eeuwse versjes die ik op kon dreunen, en de versie van weer 200 jaar eerder.

Geen meerder goed, Heer, Gij mij geven meugt
dan dat Gij mij vernedert en maakt kleine;
dat ik leer Uwe wet die mij verheugt,
veel zilver en goud, gelouterd zeer reine,
is niet zo kostelijk, noch goed van deugd,
als Uw woord is en Uwe wet alleine.

De psalmen zijn voor eenieder die kan googelen inzichtelijk, en bevatten een ware schat aan vijfhonderd jaar oud Nederlands. Zoals u hierboven al kunt zien, gebruikten wij toen bijzonder veel Duitse woorden, de talen waren nog veel minder ver van elkaar uitgekristalliseerd. Rijmschema's van toen kloppen nu niet meer, de werkwoorden worden op andere manieren gebruikt, maar toch kon ik een vlaag van weemoed niet verkroppen. Het orgel zweepte eerbiedig, de kerkgangers zongen uit volle borst mee en het taalgebruik klonk als vanouds vertrouwd oud. Ook het in de meeste kerken drastisch ingekorte en herschreven, volstrekt ondergewaardeerde trouwformulier deed me zwijmelen van heimwee naar lieverlee.

Teksten als: “Eerstelijk, zult gij, Hans, weten dat God u gezet heeft tot een hoofd der vrouw opdat gij haar naar uw vermogen verstandiglijk leidende, zoudt onderwijzen, troosten en beschermen, gelijk het hoofd het lichaam regeert, ja gelijk Christus het Hoofd, de Wijsheid, Troost en Bijstand Zijner gemeente is. Bovendien zult gij uw huisvrouw liefhebben als uw eigen lichaam, gelijk Christus Zijn gemeente liefgehad heeft. Gij zult niet verbitterd tegen haar worden, maar bij haar wonen met verstand, en aan de vrouwelijke vat, als het zwakste, eer geven, als die ook mede-erfgenaam der genade des levens met haar zijt; opdat uw gebeden niet verhinderd worde. En naardien het Gods bevel is dat de man in het zweet zijns aanschijns brood zal eten, zo zult gij ook getrouwelijk en naarstiglijk in uw Goddelijk beroep arbeiden, opdat gij uw huisgezin met God en met ere moogt onderhouden, en ook daarenboven iets hebt om de nooddruftigen mede te delen.”

Als je er niet mee bent opgegroeid zal het ongetwijfeld lastig doorploegbaar en heel ver van de huidige maatschappij verwijderd klinken, maar voor mij voelde het toch een beetje als thuiskomen. Een warm bad van herkenbaarheden. Toen de twee elkaar het jawoord hadden gegeven, dienden zij nog neer te knielen teneinde met de dominee te bidden voor hun voorspoed en zielsredding. Daarbij werd, staande (hetgeen een unicum is in de anders anderhalf uur zittende kerk), psalm 134:2 gezongen, waarbij het bruidspaar bij de derde regel neerzeeg op het bankje.

Heft uwe handen naar omhoog;
slaat naar het heiligdom uw oog,
en knielt eerbiedig voor Hem neer;
looft, looft nu aller heren HEER'.

Na het al zeer illustere moment van het eerbiedige neerknielen, zongen we ook nog eens mijn favoriete psalm, die ook bij doopdiensten wordt gezongen: “Dat 's HEEREN zegen op u daal'.” Ik was al met al zeer onder de indruk van het hele gebeuren, en beloofde de bruidegom verrukt met Pasen nog eens naar de kerk te gaan. Ik ben dat nog steeds van plan en ga morgen (vandaag voor de lezer) de GerGem van Amersfoort eens van binnen bekijken.

Ja, ik erken ruiterlijk dat die atheïstische gevoelens geenszins geweken zijn. Ik moet echter ook toegeven dat het wellicht wat hypocriet is, om als een lelijk eendje, zonderling tussen de andere christenen te gaan zitten, voor spek en bonen, gewoon om 'te genieten van de sfeer' zoals altijd zo werd ontraden door de kerk: je hoort niet uit gewoonte, voor de lieve vrede of door heimwee naar de kerk te gaan, maar voor het redden van je ziel, niets anders. Toch zie ik er nu al naar uit, in plaats van in de achtertuin of bij de Ikea, met mijn kont in de bank te zitten en gevoeglijk de psalmen mee te blèren. Plus: ik moet wel gaan! Belofte maakt schuld, zeker op Hans' trouwdag.

Kerk-heimwee, of zo je wil, nostalgie. Heeft u, als 65 procent atheïstische Nederlander, er ook wel eens last van?