Geen wijven in de band!

Hoe haalde Rick het in zijn hoofd? Wat was er toch mis met die vent? Ik twijfelde niet aan zijn muzikale kwaliteiten. Rick was een begenadigd gitarist. Weliswaar iets te veel gericht op blues en het spelen van een solo – hij wilde in ieder nummer een ellenlange bluessolo spelen -, maar ik kon hem wel aan. Was dit een poging tot muiterij? Een hopeloze laatste zet om de bezetting van de groep naar zijn hand te zetten? Dit was mijn band. Dat iedereen het even wist.

Al mijn hele leven ben ik lijp van muziek. Ik luister naar alles wat los en vast zit en ben voortdurend op zoek naar nieuwe, uitdagende muziek. Op de lagere school leer ik blokfluit spelen en raak ik geïnteresseerd in het notenschrift, maatsoorten, vormen en structuren. Als ik vijftien jaar ben, ontdek ik de muziek van Emerson Lake & Palmer en o jongens wat is die gaaf. Ik wil ook orgel gaan spelen en na wat sparen koop ik een Conn elektronisch geval met pedalen en een ritmebox. Daarna gaat het hard: er volgt een synthesizer en een compacter orgeltje en allerlei keyboards. Behoorlijk spelen kan ik niet. Ik heb een linkerhand van niets en ben te bang en te lui om echt les te nemen. Toch organiseer ik met vrienden allerlei bandjes en gelegenheidsformaties. Allemaal heel leuk, maar al die groepjes spelen nóóit de muziek die ik wérkelijk zou willen maken. Ik heb me er eigenlijk al bij neergelegd dat mijn droom nooit realiteit gaat worden. Maar nu, nu ik de dertig ben gepasseerd, nu ontdek ik dat ik op mijn werk drie collega's heb die allemaal graag muziek willen maken. Ruud is een gitarist en bassist. Robbert kan eigenlijk ieder instrument spelen, al heeft de gitaar zijn voorkeur. En dan is er Rick, de meestersnarenplukker. We kunnen het alle vier ook nog eens prima met elkaar vinden. Vorig jaar hebben we voor een personeelsfeest voor de lol wat bestaande nummers ingestudeerd. Groot succes. "Dat moeten we vaker doen: samen spelen," zei Ruud na afloop. "Misschien kunnen we ook onze eigen nummers in elkaar zetten."
Ik rook mijn kans.

"Hoe noemen we onze band?"
"'Geen idee'."
"Dat begint dan goed."
"Nee, zo héét de band: 'Geen idee'."
"Leuk, Bas. Er zit zeker ook niet echt een idee achter?"
Niets was minder waar. Ik had 'De Blauwdruk van de Band' zorgvuldig op papier gezet en het de heren voorgelegd. Ze konden zich er helemaal in vinden. Zelfs dat ik de leider zou zijn. Tegelijkertijd leverde ik een karrenvracht aan ideeën en tekstmateriaal aan. Iedereen mocht ideeën inbrengen en die zouden we heel serieus bekijken, maar uiteindelijk besliste ik. Tijdens de eerste twee repetities ontstonden al zeker vijf composities. De invloeden logen er niet om: cabaret, folk, progressive rock, Laplandse joiks, grooves à la Ozric Tentacles en Zappaiaanse absurditeiten.
Mijn band. Het was te mooi om waar te zijn.
Nu dan, een dag of wat na die tweede repetitie, kwam Rick met het onzalige idee om een andere collega ook bij de band te betrekken. "Mandy kan heel mooi zingen," zei hij. "Bovendien ziet ze er goed uit."
"Dat zal best, maar het gaat niet door," was mijn antwoord. "Geen wijven in de band!"

Vrouwen in de pop- en rockmuziek, ik vond het niks. Muziek is in de geschiedenis ook altijd een mannenzaak geweest. Onze westerse muziek komt voort uit de kerk en daarin speelde de vrouw ook geen rol van enige betekenis. Als jonge jongen luister ik vooral naar ingewikkeld gepiel, van bands als King Crimson, Yes, Genesis en Emerson Lake & Palmer. Mannenmuziek, maar dat is dus een dubbeloppisme. Meisjes uit de klas dansen op disco en soul en wat voor softe zooi ook. Nee, geef mij maar Deep Purple en Black Sabbath. Muziek met ballen. Of wacht, Kate Bush is misschien de enige uitzondering. Maar die maakt dan ook kunst. Ik raak verzeild in jazzrock en op de prachtplaat 'Feels Good To Me' van Bill Bruford hoor ik de combinatie van Kenny Wheeler's flugelhorn en de hijgerige stem van Annette Peacock. Wat klinkt dat geil! Als eenzame jongen is mijn interesse gewekt. Ik koop haar soloplaat 'X-dreams'. De eerste zin van het openingsnummer zingt ze met traagzwoele stem: 'My mama never taught me how to cook, but my daddy taught me how to succeed'. Het woordje 'succeed' spreekt ze hortend en uitdagend uit: 'suck seed'. Vrouwen in de muziek, dat is niets, maar ik maak graag wéér een uitzondering.
Zo volgen er wel meer uitzonderingen. Halverwege de jaren negentig ben ik zowaar gecharmeerd van triphop en dan het liefst van die stemmig-slome ritmes met daaroverheen zo'n zachte meisjesstem. De eerste Hooverphonic is een mooi voorbeeld, maar ook Portishead, Mulu en Lowpass mogen er zijn. Trouwens, ik val ook voor Björk. Hoppa, en wat dachten we van Whale!? Beukende gitaren met een snoezig zangeresje. Heerlijk. En niet verder vertellen: eigenlijk vind ik ook veel moois op de platen van Nico en Marianne Faithfull.

Mijn absolute held is nog altijd Frank Zappa. Hij schreef in zijn autobiografie dat rockmuzikanten op het podium eigenlijk allemaal uit zijn op De Grote Pijpbeurt. Toch maakte hij bepaald geen muziek die veel vrouwen aantrekt. Om over het gros van zijn songteksten nog maar te zwijgen. Er zaten ook niet veel vrouwen in zijn band. Ruth Underwood en Bianca Odin als bekende uitzonderingen. Bianca deed slechts kort mee, drie weken tijdens één tour in 1976. Mocht ze nummers als 'Dirty Love' en 'You Didn't Try To Call Me' zingen. Ze stopte voortijdig. Het verhaal gaat dat ze er niet langer tegen kon dat het publiek voortdurend riep: "Bianca! Show us your tits!"

Maar dan. Door de muziek van Genesis kom ik ook op de soloplaten van Peter Gabriel. Hij staat erom bekend steeds meer invloeden vanuit de wereldmuziek in zijn composities te stoppen. Al snel raak ik geïnteresseerd in muziek van over de hele wereld en mijn verzameling is inmiddels erg groot. Nu, heden ten dage in 2011, draai ik juist keer op keer de platen van dames als Mariana Aydar, Luísa Maita, Sofia Karlsson, Aline de Lima, Mor Karbasi, Sara Tavares en vooral (heel vooral) Mayra Andrade.
Als ik vandaag de dag een bandje zou beginnen, ja dan wist ik het wel.

"Nou Bas," zei Rick bedremmeld, "ik vind dat nogal kort door de bocht."
Robbert en Ruud waren erbij komen staan.
"Rick heeft wel gelijk over de stem van Mandy," zei Robbert voorzichtig. Ruud knikte nóg voorzichtiger.
"We hadden afgesproken dat we onze ideeën mochten inbrengen," zei Rick. "Jij beslist; jij bent de leider. Dat is waar. Maar wat is je reden dat je Mandy er niet bij wilt hebben?"

Een paar jaar geleden kreeg de fameuze toetsenist Rick Wakeman in een Britse televisiequiz eens vijf vrouwen voor zijn neus gezet. Eén ervan was de voormalige zangeres van een kroegbandje waarin hij eind jaren zestig speelde. Wie van de vijf dames was het? Wakeman aarzelde niet, maar stond op en liep achter de dames langs. Waarom? "Als toetsenist zit je achter op het podium en zie je alleen maar de achterkant van de zangeres. Ik zou haar gezicht me niet meer voor de geest kunnen halen, maar uit duizenden herinner ik me haar kont."

"Geen wijven in de band!" riep ik nogmaals. "Want als er een goed uitziende zangeres achter de microfoon staat, wat voor volk komt er dan in het publiek vóór het podium staan? Precies: kwijlende kerels! En willen wij kwijlende kerels voor het podium hebben staan? Nee, natuurlijk niet. Wij willen lekkere meiden die alleen maar naar óns kijken!"
"Ja, maar Mandy heeft écht een mooie stem," herhaalde Rick zijn verweer.
"Ik heb het nu wel duidelijk, lui!" Ik draaide me om en riep wild van me af: "Rick is een homo!"

Bij de volgende repetitie kwam Rick al niet meer opdagen. Ruud zou 'wat later' komen en Robbert moest 'iets eerder weg'.
"Hoeveel muzikanten zitten er eigenlijk in de band?" vroeg iemand die was komen luisteren.
"Geen idee," zei ik ten einde raad.
Einde band.

 

Apeldoorn, april 2011

 

(bazbo & Julie Slick (USA), bassiste bij o.a. Adrian Belew Power Trio - Paard van Troje, Den Haag - 29 oktober 2008)

110411_233659_columnistencabaret%20tilburg.jpg

(Of hier, voor meer informatie.)