Naar huis! Waar De Maten zijn ...

De mooiste plaats om te wonen is in Apeldoorn. Dat weet iedereen. Wist u het nog niet, dan weet u het nu. Ik heb er nogal kijk op. Dat komt zo. Ik ben er geboren en getogen en woon er nu al vijfenveertig jaar. Dan heb ik wel enig recht van spreken, dacht ik zo. Begin niet over 'bevooroordeeld' zijn of over oogkleppen, want ik heb ooit ook nog een maand of acht in Tilburg gewoond, dus ik weet waarover ik het heb.

Iedere keer als ik mijn woonplaats moet verlaten, doe ik dat met pijn in mijn hart. Ik heb een nieuwe werkplek. Had ik dat al verteld? De nieuwe werkplek is in Arnhem. Ook erg. Gelukkig hoef ik maar twee dagen van de week naar de nieuwe werkplek. Op de andere dagen werk ik op de oude nieuwe werkplek in mijn Apeldoorn. Maar ik had het niet over de oude nieuwe werkplek – wie kan de oude nieuwe werkplek wat schelen? – ; ik had het over de nieuwe nieuwe werkplek. (Kunt u het trouwens nog een beetje volgen of grijpt u al naar de kalmerende middelen?)
Het mooiste aspect van de nieuwe werkplek is de terugrit naar huis. Niet de rit zelf, maar de aankomst in mijn veilige thuishaven. Ik zal een voorbeeld geven.

Een week of wat geleden mocht ik van de oude werkplek naar huis. De werktijd zat erop. Eerst moet ik dan met een stadsbus naar het centrum van Arnhem om daar bij het busstation over te stappen op de streekbus. Met een beetje mazzel komt die streekbus nog op tijd ook en dan komt thuis werkelijk in zicht. De route gaat grotendeels over de snelweg. De rit van Arnhem naar Apeldoorn is eigenlijk helemaal niet zo lang. Je bent langer bezig met vanaf de rand van Apeldoorn naar de binnenstad dan van Arnhem naar het plaatsnaambord 'Apeldoorn'. Als er geen file staat, tenminste. Ik maak nooit files mee.
Deze streekbus wordt ook wel 'sneldienst' genoemd. Niet omdat hij zo snel rijdt, maar omdat hij snel van hier naar daar is en over de snelweg rijdt. Meestal rijd je helemaal niet zo snel op de snelweg en sta je in de file. Gelukkig mag deze sneldienst over de spitsstrook rijden. Dat schiet lekker op. Ik zei toch al dat ik nooit files meemaak? Om een lang verhaal kort te maken: het duurde even voor we Arnhem uit waren en het stukje snelweg was zo voorbij. Maar wat doemde daar op? Het was heus waar: het was Apeldoorn! Een golf van geluk overviel me. Ik kreeg het warm. Alle zweem van heimwee was in één klap verdwenen.
Apeldoorn, mijn mooie Apeldoorn! Ik zou er eens een schitterende ode aan moeten brengen. In de vorm van een column of zo.

Ik had de hele rit wat zitten doezelen. Wat wil je ook? Het was aan het eind van de dag. Ik had hard gewerkt op de nieuwe werkplek. Jammer dat het zo druk was in de bus, anders had ik wat ruim onderuit kunnen zitten. Nu zat ik aan het gangpad. Echt slapen was niet gelukt. Op de bank naast me, aan de andere kant van het gangpad, zaten twee oudere dames luid met elkaar te praten over de boodschappen die ze hadden gedaan in Arnhem. Niet dat ik het verstond; ze spraken met een onvervalst Apeldoorns accent. Tja, Apeldoorn is oorspronkelijk een klein boerendorp. Pas sinds de jaren zestig is het gaan groeien. Tamelijk explosief ook nog eens. Toch is het nooit grootstedelijk geworden.

De sneldienst rijdt Apeldoorn binnen via de grote woonwijk De Maten. Er wonen bijna dertigduizend mensen. In totaal wonen er in de gemeente Apeldoorn zo'n honderd zestigduizend mensen, dus is De Maten goed bevolkt. De wijk is niet eens zo heel oud. Het buurtje waarin ik zelf woon, werd als eerste gebouwd, begin jaren zeventig. Apeldoorn was toen hard aan het groeien. Bedrijven als Philips, TNO en Centraal Beheer hadden zich er gevestigd, net als instellingen als het Kadaster en de Belastingdienst (de ratten).
Het heeft lang geduurd voordat De Maten een beetje 'ingeburgerd' was. Doordat de bouw typisch jaren zeventig en begin jaren tachtig is, met veel hofjes, groen, bochtjes en woonerven, werd het jarenlang beschouwd als 'doolhof'. Als kind had ik niets te zoeken in de moderne buurten; ik woonde in het veilige Orden, waar iedereen met argusogen de explosieve groei van Apeldoorn aanschouwde: "Veuls te massoal!" "Je verdwoalt er zo," en: "Apeldoorn gaat naar de kloat'n."

De wijk werd gefaseerd gebouwd, buurtje voor buurtje. Alle straten en hofjes hebben de naam van een oud ambacht. Zo heb ik een paar jaren gewoond aan de Rentmeestersveld in de buurt die ze 'De Velden' noemen, omdat alle straatnamen er eindigen op 'veld'. (Voor de mensen die een literaire bazbowandeltocht door Apeldoorn willen plannen: het was op nummer 214.) Zo spreken we ook over 'De Hoeven', 'De Donken', 'De Gaarden', 'De Dreven', 'De Hoeken' en 'De Horsten'. Momenteel woon ik in 'De Dreven'.
We hebben twee grote parken. Aan de rand van de wijk, langs het Apeldoorns Kanaal, ligt het Kanaalpark, dat is aangelegd op een voormalige vuilnisbelt. Midden in de wijk ligt het grote Matenpark. Daar bevindt zich ook de kinderboerderij. Aan de rand van dat park vind je De Eglantier; het hart van De Maten. Hier zijn allerlei winkels en voorzieningen, van een gezondheidscentrum tot een buurthuis en van een apotheek tot een kerk. Vergeet ook de bibliotheek niet!

Met de auto rijd je De Maten in via de ringweg. Dan kom je ook langs de rotonde die niet ver van mijn huis ligt. Deze rotonde is beroemd: niet alleen vanwege het standbeeld 'De Drie Maagden', maar vooral ook omdat het een geliefde verzamelplaats is voor voetballiefhebbers tijdens en na wedstrijden van het Nederlands Elftal. Dan kun je er met de auto niet door. Met de fiets ben je beter af in De Maten. Overal zijn fietspaden aangelegd. Wat je ook kunt doen, is het openbaar vervoer nemen. Er lopen maar liefst vier stadsbuslijnen door De Maten en verschillende streekbussen stoppen er ook. Zoals de streekbus waarin ik nu zit. Sinds 2006 is er zelfs een treinstation De Maten. Het boemeltje van Apeldoorn naar Zutphen stopt hier.
Nou, je merkt dat mijn wijk goed bereikbaar is. Dat ondervond ik vandaag ook weer. De bus verliet de snelweg en reed De Maten binnen.

Het gekwek van de twee dames naast mij was ononderbroken doorgegaan. Ondertussen was ik wat aan hun tongval gewend en zowaar: ik kon er wat van verstaan.
"Woar zien we hier?"
"De Moat'n."
"De Moat'n? We mott'n toch nie noar De Moat'n? We mott'n noar Oapeldoar'n."
"Nee, moar voar dajje in Oapeldoar'n kom, kom je eerst doar De Moat'n."
"Oa, ik docht dowwe geliek noar Oapeldoarn ginge. Moar we mott'n eerst doar De Moat'n. Duurt het nog lang voardot we in Oapeldoar'n zien?"
"Psies da'k nie weit. Ik weit wel dowwe eerst doar De Moat'n mott'n."
"Ben jie wel 's in De Moat'n geweest?"
"Ik ben één keer doar De Moat'n gereden. Met mien moan zoaliger. Normoal kom ik nooit in De Moat'n."
"Wat hebbie oak in De Moat'n te zoek'n? Ik zou nie weit'n woat ik in De Moat'n zou mott'n."
"Als je woat in De Moat'n zou mott'n, dan zou je noar De Moat'n motten, moar we mott'n toch niets in De Moat'n?"
"Nee en toch zitt'n we nu in De Moat'n. Wat is De Moat'n trouwens groat, zeg. We raid'n nu al een heil'n tiet doar De Moat'n."
"Ik wist nie dat De Moat'n zo groat wos. Wist jij dat De Moat'n zo groat wos?"
"Ik kom nooit in De Moat'n, dus ik weit oak nie dat het zoa groat wos, De Moat'n."
"Ik weit veel von Oapeldoarn, moar niks von De Moat'n."
"Wot zou jie oak mott'n weit'n oaver De Moat'n. We mott'n nooit noar De Moat'n, dus hoef jie oak niks oaver De Moat'n te mott'n weit'n."

Het was zover. Ik drukte op het knopje. De bus stopte en ik sprong zo snel als ik kon uit de bus. Eindelijk thuis. Buiten moest ik broak'n.

 

Apeldoorn, maart 2011