Een boek schrijf je nooit alleen

‘Lekker dik boek,’ dacht ik nog tevreden, toen ik met mijn nieuwste aanwinst de boekhandel verliet. ’s Avonds sloeg ik in bed het boek open en begon te lezen. Een prachtig verhaal van wel 260 bladzijden. Tenminste; dat dácht ik. Ineens was het verhaal op bladzijde 145 afgelopen. Dit werd nog eens extra benadrukt door het woordje ‘EINDE’ onderaan de pagina. Wat stond mij dan op de resterende bladzijden te wachten, zo vroeg ik mij stomverbaasd af. En toen werd het mij helemaal duidelijk.

Al jarenlang heb ik de droom om een boek te schrijven. Ik oefen flink door het schrijven van columns en series. Maar nooit is het niveau zo hoog, dat ik vind, dat het serieus een boek zou kunnen worden. Daar zijn ook de reacties van mijn lezers vaak niet naar. “Het lijkt wel Goede Tijden Slechte Tijden,” “Het is net een soap” dat zijn zo’n beetje de reacties. Maar het is nooit literatuur, nooit komen mijn verhalen in de buurt van een thriller, en dat is nou nét het soort boek dat ik zou willen schrijven. Ik had me er al op ingesteld dat ik nog jaren en jaren zou moeten oefenen met schrijven voordat ik zelfs maar in de búúrt zou komen van wat men met een thriller bedoelt, maar dat blijkt compleet achterhaald.

Want: een boek schrijf je nooit alleen. Dat is mij duidelijk geworden toen ik bladzijde 146 met belangstelling begon te lezen. De schrijfster had hier kennelijk vanuit een gevoel van ‘ere wie ere toekomt’ een opsomming gemaakt van de mensen die onmisbaar waren geweest tijdens haar schrijfproces. Bedankjes waren dan ook wel op zijn plaats.
Ze bedankte de negen uitgeverijmedewerkers, die van kromme zinnen goed lopende zinnen hadden gemaakt en meer dan 4000 taal- en spelfouten uit het verhaal verwijderd hadden.
Ook had de schrijfster niet geweten wat ze zonder haar vier intellectuele vrienden had moeten beginnen, omdat zij wisten hoe een gewoon boek er als literatuur uit zou komen te zien. Praktisch iedere zin, wat, ieder woord hadden ze onder de loep genomen en zo nodig aangepast.
Ze bedankte haar vriendinnen die zo’n beetje twee jaar op haar kinderen hadden gepast, haar man, dat hij zo veel geduld met haar had gehad al die tijd, de werkster, de afhaalchinees, het rechercheteam van Amsterdam, waar ze veel geleerd had door de vele gesprekken die ze met diverse rechercheurs had gevoerd – ja, die gesprekken had ze helemaal zelf gedaan! – de zeven psychologen die voor haar het karakter van de hoofdrolspeler uit het boek helemaal hadden weten uit te diepen nadat de schrijfster had verteld wat de hoofdrolspeler allemaal voor nare dwanggedachten had in het verhaal. Zonder hen had ze de lezer nooit een geloofwaardige blik in de jeugd van de hoofdpersoon kunnen laten werpen.

De speciale dank van de auteur ging uit naar een goede vriend van haar, die patholoog-anatoom is en die – toen de schrijfster helemaal vast kwam te zitten met haar verhaal -  het plot had bedacht.
Ook had ze zich nog net op tijd herinnerd dat ze nog ergens een buurmeisje in een psychiatrische inrichting had zitten, en dat kind had haar precies kunnen uitleggen hoe automutilatie werkt en waarom iemand zo ver komt om dat te gaan doen.
De boekomslag was tot stand gekomen door een bevriend kunstenaar en geïnspireerd door haar boek had hij meteen een pakkende titel weten te verzinnen. Dat kwam goed uit, want tot dan hád de schrijfster nog geen titel voor haar levenswerk.

Kijk.

Nu snap ik hoe het zit. Mijn droom zal een stuk sneller gerealiseerd kunnen worden nu ik deze informatie tot me heb genomen. Een boek schrijf je dus nooit alleen. Zoals ik nog ouderwets zit te klooien met mijn columns en verhalen, dat behoort tot het verleden.
Al jarenlang heb ik de droom om een boek te schrijven.

Hee!

Wanneer beginnen jullie daar nou eens aan?!