Vroeger...toen de NS nog geen nachtnet had


Na het winnen van een bierestafette in een café in Breda moest er uiteraard nog meer bier gedronken worden. Dat je als buitenstaander weg wordt gekeken uit een kroeg, dat is vrij normaal. Dat je dit als buitenstaander niet door hebt niet. Normale mensen zouden zich net zo snel uit de voeten maken als een astmapatiënt een wigwam zou ontvluchten waar zojuist door opperhoofd Bleke Anus een vredespijp is aangestoken, maar wij niet. Uiteraard moesten wij tot het einde blijven. Natuurlijk ontstond er ruzie, die gelukkig door de meer verstandige lieden onder het kroegvolk werd gesust. Wat nog meer vanzelfsprekend was, was dat na het sluiten van de kroeg een nieuwe kroeg opgezocht werd. De taxi zou immers pas om vier uur arriveren.

Mijn huisgenoot en ik verkeerden in carnavaleske dronkenschap toen wij bij automatiek Clovis ‘boter-kaas-en-eieren’ aan het spelen waren met frikadellen, kroketten en kaassoufflés. Clovis? Vreemde naam voor een snackbar. Ik vroeg de mayonaisemuts achter de toonbank of zij wist waarom de tent vernoemd was naar de eerste Franse koning die tot het orthodoxe christendom was overgegaan in het mooie jaar 497 toen de Twix nog gewoon Raider heette, de SRV-man je lege gele kratjes Heineken nog kwam ophalen, je bolletjes gewoon bij de bakker kon kopen in plaats van op de Antillen en de politie nog op zwijnen reed. Mora keek me met een unieke domheid aan toen ik een college begon te geven over de verspreiding van het christendom in de vroege middeleeuwen. Zelfs Frits Barend is niet in staat zo dom uit zijn ogen te kijken. Mijn huisgenoot concentreerde zich intussen op welke snack hij zou trekken om mij zo een loer te kunnen draaien bij ‘boter-kaas-en-eieren.’

De taxi stond op het punt te vertrekken zo werd ons telefonisch meegedeeld.
‘Jullie moeten nu komen mafketels, want de taxi vertrekt NU!’
‘Wij willen eerst frikadellen eten,’ was mijn antwoord.
‘Ja wij willen frikadellen eten,’ voegde mijn huisgenoot toe aan deze enerverende woordenwisseling
‘Dan nemen je de frikadellen maar mee, oetlul, we gaan nu!’
‘Maar wij willen hier frikadellen eten. Willen jullie geen frikadellen eten dan? Wij blijven mooi hier frikadellen eten! Waarom willen jullie geen frikadellen eten?’ Mijn huisgenoot knikte instemmend.
‘Je zakt er maar in Bins, wij gaan….’

Toen er geen snacks meer waren om ‘boter-kaas-en-eieren’ te spelen, realiseerden we ons dat we een groot probleem hadden. We leefden immers in het mooie jaar 2004 toen de kikkers nog zadels droegen, de sandwich nog gewoon een boterham was, de veters nog in je schoenen zaten in plaats van in je reet, de barcode nog gewoon de kroegmores betekende, de professor je nog gewoon een beurt kon geven en poep nog met een lange 'oe' werd gespeld.

Dat je van alcohol overmoedig wordt, bleek uit het lumineuze idee dat postvatte om een fiets te stelen en zo naar Tilburg terug te rijden. We belandden al snel in een woonwijk nabij het station en het duurde nog minder lang of we stonden in iemands achtertuintje een slot van een fiets te trappen. We kwamen echter niet heel ver. Onder het mom van ‘anciënniteit lul!’ mocht ik achterop. Mijn huisgenoot (65kg en derhalve luisterend naar de bijnaam ‘bottie’) trapte zich een slag in de rondte. De achterband klapte. Wat een ellende! Een busje dat aan kwam rijden stopte. Waarschijnlijk omdat wij midden op de rijbaan tot stilstand waren gekomen en beide nogal vreemd de fiets aan het inspecteren waren. Deze meneer bleek brood rond te brengen bij hotels in Brabant. We konden een lift krijgen naar Tilburg, maar we moesten nog wel heel wat hotels af voordat we daar zouden arriveren. Het deerde ons niet. Het busje was warm. Tegelijkertijd met de eerste trein vanuit Breda zette Bert ons af op het station. Vroeger…..toen de NS nog geen nachtnet had!