Zie ginds komt de kano uit Polen weer aan

Tijdelijke UserIconDoe mee met de FOK!-Sinterklaascolumnwedstrijd. Raad welke columnist welke column heeft geschreven, en schrijf je vermoeden in de comments onder de columns! Alle columns waarvan jij de schrijver kunt proberen te achterhalen, worden gepost onder het pseudoniem FOK!Sinterklaas. Uitslag maandagavond op FOK!radio, en natuurlijk ook op de FP.

‘Het gaat me niets aan, maar ik vraag het toch: Wat zit er in die juten zak?’
‘Dat mag je best vragen. Er zit een Sinterklaaspak in.’
‘Oh, praat ik nu met de Goedheiligman himself?’
‘Nee, ik ben zo’n Hulpsint-loser’
‘Loser? Da’s toch hartstikke leuk, Hulpsint spelen?’
‘Nou, niet echt. Waarom denk je anders dat ik zo voorover gebogen aan de whiskybar zit?’
‘Vertel…’

‘Oké… Barman, zet er nog eens een dubbele zwarte Jack zonder ijs neer!’
‘U heeft het nodig?’
‘Ja, zonder drank kan ik de dag niet verwerken. Ik was zo achterlijk om me aan te melden als vrijwilliger bij het Sinterklaascomité. Spijt, jongen, spijt.’

‘Hoezo?’

‘Nou, de ellende begon vanochtend al. Ik zou me om elf uur moeten melden in het buurthuis om een pak aan te meten. Gaat verdomme mijn wekker niet af. Schijnt dat vannacht de stroom is uitgevallen. Dus, om kwart over elf word ik wakker gebeld door een opgefokte Wilma, de regelteef van het comité. Zonder dagelijks lichamelijk onderhoud spring ik in mijn auto en scheur ik naar het buurthuis. Ik krijg deze zak met kleding en een baard mee en even later moet ik naar de haven om op de stoomboot te stappen. De kinderen staan al achter dranghekken te wachten op de Sint. Kortom: haast. Ik scheur met honderd per uur door de Stationsstraat. Er staat een vader met kind op de schouders net voor de flitspaal. Met een beetje geluk is mijn nummerplaat onzichtbaar. Maar er is nu zeker één jongen van vijf zo blind als Stevie Wonder in een darkroom.’

‘En? Nog op tijd?’

‘De stoomboot zou om twaalf uur de haven binnenvaren. Nouja, stoomboot? Een mislukte kano uit communistisch Polen met een plastic zuil in het midden. Om het toch op een stoomboot te laten lijken, staat er in het midden van het mini-jacht een kolenkacheltje in een opgeschilderde regenton. Het is de eerste Pakjesboot 13 met zwarte rook, acht roeispanen en een anker, hamer en sikkel. Ik kom om tien voor twaalf het dek op. Ik moet me nog omkleden en om twee voor twaalf probeer ik de baard om mijn kin te hangen. Dan blijkt dat het ding niet past. Zodra ik begin te praten, hangt die baard op half zeven. Wilma heeft de oplossing: duct tape. Enfin, om twaalf uur precies vertrekt het drijfhout naar de kade.’

‘Dus, eind goed, al goed? Slechts een paar minuten te laat bij de kids…’

‘Dat zal! We drijven net een halve minuut op het kanaal als Wilma naar ons schreeuwt. ‘Jullie vergeten Piet!’ Ik zie tien Pieten op onze kano en vind dat wel druk genoeg. Nog één Piet en we liggen op de bodem. We varen door, mopper ik. Tom, de Wegwijspiet, die ha-ha-ha een TomTom op zijn voorhoofd geplakt heeft, wijst mij erop dat Piet het paard is.’

‘Het paard van de Sint heet Piet?’

‘Nouja, paard? Een bruine, kreupele Shetland met schurft. Het arme beestje moet ook op ons toch al overbelaste jacht. Tien minuten, vier kneuzingen en vijftig suikerklontjes later staat Piet op het dek. Demonstratief verorbert Jolly Stumper een wortel. Hij heeft geen zin in deze toestand. Ik vind het tijd voor een sigaretje en ga op een wankel klapstoeltje zitten. Dan komt de lokale omroep eens kijken of de Sint er al aan komt. Die gasten hebben een mooie speedboot. Zo één die mooie golven maakt en zo gebeurt het dat ik van mijn stoel flikker, recht tegen de plastic schoorsteen aan. Die verschuift, komt tegen het kolenkacheltje en smelt weg. Mijn sigaret blijft in mijn baard hangen. Omdat ik probeer niet overboord te slaan, grijp ik met beide handeneen stang vast. Die sigaret brandt vervolgens mijn halve baard weg. Gelukkig gooit Tom een glas cola over mijn gezicht. Ik kan me weer op een stoel hijsen. En daar varen we dan: Een Sint met uitslag van de duct tape en een gedeeltelijk zwarte baard, een manke pony die Piet heet en een oververhit weggesmolten kolenkacheltje. We hebben straks heel wat uit te leggen aan de kinderen. Zie ginds komt de stoomboot uit Polen weer aan...’

‘Wat een toestand. Kan ik u nog een gerookte rakker aanbieden?’

‘Dank je, jongen, graag. Mag ik hier eigenlijk roken? Ik mag hier roken!’

‘Hoe ging het verder?’

‘Een uur later dan het draaiboek eist meren we aan. Ik zie Wilma op de kade staan. Ze leunt op de motorkap van een fucking Landrover met daarachter een paardentrailer. ‘Wel godverd…’ Nog net op tijd slik ik mijn woorden in. Ik heb wel een publiek van duizend kinderen en, nog veel erger, hun ouders. Nou moet het hele zooitje de kade op. De Pieten, Piet en een Sint die ondertussen een infectie onder zijn baard heeft maken zich op voor de optocht naar het gemeentehuis. Piet ziet zijn trailer en alsof hij Bonfire met EPO is, zijn handicap vergetend, galoppeert hij de kade op, de trailer in. Wilma probeert haar Little Pony eruit te lokken met suikerklontjes. ‘Hier Piet…kom dan? Piet, Piet, Piet. Lekker, suikerklontje. Piet, schijtbeest! Eruit, jij! Hier!’, commandeert ze. Alle kinderen in de war. Is die vrouw nou Zwarte Piet aan het lokken met suikerklontjes? Piet weigert. Hij schuimbekt al van alle eerder gegeven suikerklontjes en alleen met een hitsige Zebra in tijgervel op de kade zou je het arme beestje misschien over kunnen halen om mij naar het gemeentehuis te vervoeren.’

‘Dus u moest lopen?’

‘Inderdaad. En dat is een martelgang. Twee kilometer lang zeurende kinderen. ‘Ik wil pepernoten’, ik kan het niet meer horen. We hebben niet eens pepernoten. Tom de Wegwijspiet dacht dat het misschien wel een goed idee was om op de boot verse pepernoten te maken. We hadden immers een kacheltje aan boord. Als een kolkende lavastroom is de smeltende regenton over de pepernoten getrokken tijdens ons golfincidentje met de jongens van de lokale omroep en hun speedboot. We hebben alleen een banketstaaf over, voor de burgemeester. Die bewaar ik onder mijn jurk. Die gaat dus echt niet naar de burgemeester. Ik sloof me de hele dag uit. Ik verdien wel een presentje, dacht ik zo. Daarbij, als ik die skippybal onder de ambtsketen zie, concludeer ik dat de burgervader al genoeg banketstaven gegeten heeft dit jaar. Ik bewijs hem een dienst zo. Hij kan afvallen, dankzij mij.’

‘En na uw toespraak bij het gemeentehuis mocht u naar huis?’

‘Was het maar zo. Wilma wijst mij erop dat ik nog kinderen moet ontvangen. Een uur lang mogen de lokale schoffies op mijn schoot plaatsnemen voor een foto en een kort praatje.’

‘Schoffies…?’

‘Tuig! Ik was vroeger bang voor de Sint, maar de jeugd van nu is brutaal! De een trekt mijn baard eraf, een stuk ontstoken opperhuid meenemend. Een meisje scheldt mij uit voor ouwe zak omdat ze geen roze Playstation gekregen heeft vorig jaar. Zeker vier kinderen maken opmerkingen over mijn slechte adem en uitgerekend het zoontje van een advocaat voelt de banketstaaf zitten. Wilma komt naar me toe: ‘Sint, kunt u even meekomen?’ In een kamertje achteraf wachten twee agenten. Of ik even mee wil komen naar het bureau. Een bezoeker van het Sinterklaasfeest heeft geklaagd. Zijn cliënt, zo noemde hij zijn eigen zoontje van vijf, had een harde bobbel onder de jurk gevoeld. Zeker tweehonderd kinderen zien vervolgens Sinterklaas in een politiewagen afgevoerd worden. In een verhoorkamer vertel ik alles wat ik jou nu vertel. Ik mag weer gaan, op één voorwaarde: de banketstaaf moet op het bureau blijven. Omdat je bij Streekvervoer Politie nooit een retourtje krijgt en omdat ik erachter kom dat één van die kids mijn portemonnee gejat heeft en dus niet met een taxi naar huis kan, ben ik gaan lopen. Wilma scheurt voorbij in haar Landrover. Ze doet alsof ze me niet ziet lopen. Naast haar de burgemeester met, inderdaad, restjes banketstaaf in zijn snor. Niet veel later zit ik hier.’

‘Wat heeft u eigenlijk in die andere zak?’

‘Jaarvoorraad paardenbiefstuk. Lang verhaal.’