Een nijlpaard in zijn leven

Met hem kun je lachen, echt. Vraag ‘m maar eens naar zijn Paul Jambers-imitatie of een stukje Bert Visscher. Je lacht je rot. Of zijn lokale held Ferry van de Zaande. Ik zweer je: hij is beter. Ja, met hem kun je lachen, maar dat is niet altijd zo geweest.

Eigenlijk wist ik altijd al dat hij anders was. Lastig was hij, bozig en bang. Bang van de bomen langs de weg en bang van Sinterklaas. In mei. Dat de Sint allang in Spanje zat en de stoomboot nog lang niet richting Nederland zou varen, was voor hem geen enkele geruststelling. Hij zag dingen die er niet waren en was blind voor dingen die er wel waren. Kon ik er soms nog om lachen, hij beslist niet.  Heftige paniekaanvallen waren het resultaat, maar moeders hand tussen zijn schouderbladen was een effectief kalmeringsmiddel. Ik had zijn gebruiksaanwijzing niet en hij de mijne niet, maar hij was mijn zoon en ik zijn moeder en dat was genoeg.

Hij werd vier en de school in de wijk verwelkomde hem hartelijk. Zelf ging hij gelaten, maar zonder tegenstribbelen. Het viel niet mee, van het begin af aan al niet. Toen de juf me apart nam voor een gesprek was dat geen verrassing, wel een dreun. Hij was niet zoals andere kinderen, deed niet zoals andere kinderen. Hij was afwezig, luisterde niet, speelde niet, maakte geen contact. Ze had het geprobeerd, maar ze kon het niet meer aan. Voordat we het wisten zaten we in een achtbaan waar we niet meer uit konden.

Er volgden tests, onderzoeken, gesprekken. Met een remedial teacher, een kinderarts en een psycholoog. Vier maanden en even zoveel misdiagnoses later kwam het oordeel: hij had het syndroom van Asperger. “Gefeliciteerd. Daar kan dus echt niemand je mee helpen.” Wij konden er niet om lachen.

En daar stonden we dan: mét etiketje, zonder rugzakje. Met zijn IQ was niets mis, maar de basisschool wilde hem niet meer. Te moeilijk, sorry. Het alternatief was een speciale school voor autisten. Op een internaat voor zwakbegaafde kinderen. Dat deed pijn want wat hij ook was, dat in ieder geval niet.

Zonder geloof of hoop kwamen we in contact met een therapeut die anders was. Een laatste strohalm voor desperate ouders. Het bleek een gouden greep. Met enkele handgebaren wist de man een waar wonder te bewerkstelligen. Zijn basisvaardigheden gingen vooruit en de school nam hem terug. Hij paste daar niet, niet echt, maar het was goed zo. Vele gesprekken en discussies ten spijt, was het uiteindelijk een kwestie van het accepteren van elkaars grenzen. Er zat niets anders op. Acht jaar lang voerde ik dezelfde oudergesprekken. Dat hij ongeïnteresseerd leek. Dat het zo moeilijk was om zijn aandacht te vangen. Dat hij je niet aankeek. Dat het zo moeilijk was om hem te peilen. Maar zijn resultaten waren goed, zeer goed zelfs.

Intussen leerde ik hem kennen. De sociale conventies die voor ons zo gewoon zijn, bleken voor hem helemaal niet zo logisch. Die vieze broek, daar hoefde hij zich niet druk over te maken, dat deed een ander wel voor hem. Eten ging verreweg het beste met je handen. Het was helemaal niet nodig stukken metaal in je mond te steken. Mijn dreigement dat hij dan maar in zijn pyjama naar school moest als hij niet opschoot met aankleden, werd door hem opgevat als een belofte. Ik leerde begrijpen, anticiperen en waarderen. Waarderen om zijn creativiteit, zijn unieke logica en zijn gevoel voor humor. Onbedoeld was hij een clown pur sang. Maar wel eentje die niet begreep wat er nou te lachen viel.

Het kwam er zelfs van dat hij naar het vwo ging. Hij had er de capaciteiten voor, dat zeker. Tweetalig vwo, dat was zijn eigen pertinente keuze. De directeur van de scholengemeenschap fronste zijn voorhoofd en de decaan ook. “Intelligentie is niet alles, weet je. Inzet moet er meer dan voldoende zijn”, uitten zij hun zorgen. Hij kreeg het voordeel van de twijfel en maakte een vliegende start. ‘Een nijlpaard in zijn leven’, verbasterde hij zelf de spreekwoordelijke mijlpaal. Wij lachten hard, hij deed mee.

Hij was de vreemde eend in de bijt, maar voor zijn droge gevoel voor humor had een select groepje klasgenoten wel waardering. En plotseling had hij de lachers op zijn hand. Hij begreep het niet. Lachten ze hem uit? Week op week betekende iedere lach voor hem een traan. Maar het was sterker dan hij en met het verstrijken van de tijd sloeg frustratie om in verbazing en werd verbazing acceptatie. Hij wist zijn probleem om te buigen in zijn voordeel. Het zou voor hem een les zijn, belangrijker dan alle lessen die op school gegeven werden.

Zijn trein minderde langzaam vaart. De stof werd moeilijker, er werd meer beroep gedaan op zelfstandigheid en samenwerken met anderen viel hem zwaar. Hij dreigde uit de boot te vallen. Steeds minder begrip was er voor zijn houding die teveel op onverschilligheid leek. De leerkrachten begrepen hem niet. En hij hen niet. Toch gaf de school hem een tweede kans. Na twee jaar klas twee haalde hij de derde met de hakken over de sloot. De extra investering kon hij niet opbrengen. Men twijfelde niet aan zijn intelligentie, maar wel aan zijn houding en inzet. Vwo 4 was de laatste gunst die hij eruit kon slepen. Daarna was het op.

Een degradatie was onafwendbaar. Doubleren in vier, niet op het vwo, maar op de havo, want behalve dat zijn cijfers te mager waren, was geen van de leerkrachten nog overtuigd van zijn inzet. Zijn verbeten eindspurt ten spijt: geen enkele leraar was nog bereid zijn vwo-loopbaan te steunen. Het zit er wel in, maar het komt er niet uit. Het verhaal van zijn leven. Of toch niet?

Het was het jaar van de buitenschoolse activiteiten. Van de website die hij samen met een vriend in de kijker had gezet. Van het baantje bij de supermarkt waar hij, wegens goed gedrag, steeds vaker ingezet werd. Van de vriendengroep waar hij zo vast in geworteld is. Van de snel om zich heen grijpende dj-hobby. Van het sociale leven en het ontdekken van zijn mogelijkheden. En dat had hem net iets teveel tijd en moeite gekost. De teleurstelling was hevig maar kort. Want: had hij een jaar verloren of een leven gewonnen?

Groot en tanig is hij, zo sterk als een beer, altijd een pet op. De meiden vinden hem hartstikke cool en zijn vrienden weten wat ze aan hem hebben. Wat hij zegt, dat doet hij. Zijn broertje kijkt tegen hem op, want hij durft in alle achtbanen. Bij de supermarkt werkt hij niet meer. Hij kreeg een beter baantje aangeboden: als dj bij een van de plaatselijke kroegen. Om zijn humor is hij in steeds bredere kring bekend. Met hem kun je lachen. Echt.

Deze zomer werd hij achttien jaar. Een paar weken later haalde hij het theorie-examen voor zijn rijbewijs. “Een nijlpaard in je leven”, zei ik nog. Hij begreep me niet. Maar we hebben wel gelachen.