Evolutie is niet geslaagd

De route van de avond 4-daagse leidde zesduizend wandelaars door mijn straat. Voor zolang het mijn straat nog is. Morgen verhuis ik, maar dat terzijde.
Mijn nichtje wandelde mee en mijn ouders gingen kijken. Dat doen ouders die opa en oma zijn geworden. Omdat ze voor mijn huis waren gaan staan om mijn nichtje op te wachten en aan te moedigen toonde ik mij maar eens de sympathieke neef: ik ging erbij staan.

Samen met mijn ouders en alle andere toeschouwers speurde ik de traag stappende menigte af om te zien of er nog bekenden meededen. Op zich geen vervelende bezigheid. Mocht het niet zo lang geduurd hebben.

Nu ken ik toch behoorlijk wat mensen in Zwolle maar al die bekenden zijn over het algemeen geen wandelaars, kleine kinderen of jonge ouders. Dus heel veel bekenden zag ik niet.
Voor ik het door had was ik op van alles aan het letten behalve op bekenden.

Als je het echt natelt zou het wel niet kloppen maar het leek wel of van de vijf kinderen er op z’n minst drie iets te gortig met hun vette klauwen in de snoeppot hadden zitten graaien. Godsamme, wat een hoop kleine vetzakjes.
En die kleine luie flikkers lopen dan ook nog eens vijf kilometer in plaats van tien.

Ze zouden op z’n minst dertig kilometer moeten lopen. En niet vier dagen in het jaar. Iedere dag. Om ze daarna ook nog eens door een stormbaan te schreeuwen. Het is verschrikkelijk. Knaapjes van acht met dikkere tieten dan hun moeder. Meisjes van even oud die hun teentjes niet kunnen zien wanneer ze rechtop staan. Kindermishandeling, Goddomme.

Over kleine flikkers gesproken.
Om de scholen enigszins van elkaar te scheiden en om de tocht wat op te fleuren liepen er vele fanfares en majorettegroepjes mee.
Vooroordelen is niet netjes heb ik altijd geleerd. Maar wanneer ik van een afstandje een groep majorettes zie aankomen. En één van de stokgooiertjes is een jongen dan bombardeer ik hem zonder pardon tot een enorme homoseksueel. De teller bleef uiteindelijk staan op zés majoretterende knaapjes.
Mijn moeder deed nog een poging om het op te nemen voor de jongens: ‘dat is ook emancipatie. Dat jongens dingen doen waar bij je eigenlijk alleen meisjes zou verwachten.’
Sorry moeder. Daar trap ik niet in. Deze halve jongens stralen net zo veel verlangen uit naar pikken als dikke kinderen naar snoep en vet. Uiteraard zei ik dat niet hardop. Het blijft toch je moeder.

Nog meer kinderen. Eindeloos veel kinderen. Liedjes zingende kinderen. Bloemendragende kinderen. Cadeau’s incasserende kinderen. Etc.

En daar tussenin mijn haat. Mijn persoonlijke hel op aarde. En, mocht ik ooit zelfmoordterrorist worden, mijn doelwit.
De fanfare.

Er zijn van die vissen die om een of andere reden keer op keer op het droge terecht komen. Een heleboel van die vissen gaan dood. Ze horen immers niet op het droge. Maar langzamerhand passen de vissen zich aan. Leren ze om te ademen op droge. Ze krijgen uiteindelijk zelfs poten.
Evolutie.

De fanfare is een verzamelplek voor halve zolen. Die horen niet in de maatschappij. Die horen daar buiten gezet te worden. Bij voorkeur met hekken erom heen. Maar goed, dat is wel erg idealistisch.

Als ze dan zo nodig in de maatschappij willen of moeten komen dan moeten ze zich aanpassen. Evolueren.
Hun instrumenten afdoen. Niet meer in de maat lopen en een avond 4-daagse, waar zoveel kinderen plezier aan beleven, verkloten met hun herrie.
Maar nee, ze gaan maar door. En erger nog, ze denken bij te dragen aan de sfeer.

Ze doen eeuwig hetzelfde. Op een vreselijke manier allerhande liedjes verkrachten. Als ik dan één positief punt moet noemen met betrekking tot fanfare dan is het dat het zeer geruststellend moet zijn voor songschrijvers. Al schrijf je het slechtste liedje aller tijden. Neem bijvoorbeeld ‘Shine,’ de fanfare weet het nog kutter te maken dan wat je er zelf van maakte.
Ze zien er eeuwig hetzelfde uit. De belachelijke pakjes. De kettingen van hun hoedjes die óver hun kin lopen. 

En die kerel die voorop loopt om de maat aan te geven. In een olijke bui wil hij ook zijn staf nog wel eens in de lucht gooien. Het is werkelijk niet te geloven. Zo sneu. Zo sneu.
Mocht er ooit een voltallige fanfare mishandeld worden, het zou onmogelijk gecategoriseerd kunnen worden onder zinlóós geweld.

Vissen op het droge gaan dood. Die moeten zich aanpassen willen ze overleven.
Theoretisch zou de fanfare ook moeten uitsterven. Want die horen niet in de maatschappij. Die horen in het water om maar bij de vergelijking te blijven.
In een jute zak, verzwaard met stenen, om bij mijn haat te blijven.
Maar tot mijn spijt gebeurt dat maar niet.

Nee, ze blazen vrolijk verder. Ze blijven mijn humeur verpesten. Ze blijven zich belachelijk maken. Ze blijven agressie opwekken.
Ze zijn niet uit te roeien. Terwijl alles er op wijst dat dat allang had moeten gebeuren.
Ik blijf hopen op een gerichte actie van de evolutie maar ik ben bang dat deze uitblijft. En als dat zo is dan kunnen we niet anders dan bekennen dat de evolutie gefaald heeft.