Kutdag (2)

Aan het oppervlakkig gezwets van kappers heb ik een broertje dood. Mijn laatste kappersbezoek was de laatste keer dat ik een Turk mijn haar laat knippen. Nadat mijn haren waren gewassen door een niet geheel onverdienstelijke vrouw riep zij de kapper die van zijn thee aan het genieten was. Mijn Turkse vriend ´de kapper ´ was op vakantie, dus zijn neef stond in de zaak. Deze sprak geen woord Nederlands. Op zich niet heel erg, want hij hoeft immers enkel mijn haar te knippen. Ik wilde de beste man een kans geven, maar dat had ik beter niet kunnen doen. Deze lul wist mijn volle bos krullen te verneuken tot een dooie cavia. Waarschijnlijk was deze jongen in een Turks bergdorp schapenscheerder of iets dergelijks, maar van de kunst die knippen heet, had de jongeman weinig durum gegeten.

Mijn trein had meer dan een half uur vertraging en natuurlijk begon het net op dat moment hard te waaien en te sneeuwen. Een ideaal moment om een sigaret op te steken. Helaas dacht mijn aansteker daar anders over. Toen ik om een vuurtje vroeg raakte ik in gesprek met een leuke dame. Bregje. Ik ben niet snel verliefd, maar enkele vlinders begonnen te fladderen in mijn buik. Toen we eenmaal in de vertraagde trein zaten haalde ze een cavia uit haar tas. ´Hoe heet de Fret?´, vroeg ik lacherig. ´Anton, ´ was haar antwoord terwijl ze de cavia omhoog hield. Een soort lachkick viel ons ten deel. Uiteindelijk werden er zelfs nummers uitgewisseld en ik zou haar in de loop van de avond bellen om een keer wat af te spreken. Zou mijn dag dan toch een beetje goed komen?

´Moeder Natuur´ gooide wederom roet in het eten door mij te trakteren op een sneeuwbui toen ik naar de bussen liep. Een zwerver schooide om een halve euro. Ik liep door, want ik had enkel muntstukken van één en twee. De display van vertrekkende bussen was buiten werking. Mindere bami! Ik stak maar weer een sigaret op met de aansteker die Bregje mij had gegeven. Bregje. Ik ben niet snel verliefd. Zenuwachtig pakte ik mijn telefoon en belde het nummer dat ze me had gegeven. Hij ging over! "Haai met Patrick, ik had je net gesproken in de trein en dacht laat ik je eens bellen." Het was stil aan de andere kant. Tot een zware mannenstem zei: "Wat mot je, met Henk hier." Op dat moment kwam de bus aangereden die een plas van natte sneeuw meepakte en deze op mijn broek deed belanden. Daar stond ik dan. Met een dooie cavia op mijn hoofd, een ondergezeken broek en met Henk aan de lijn. Kutzooi! Wat een enorme kutdag!