3e klas: dat ene meisje

basisschoolcolumns / top 40:2003 / 2004 / brugklas: best wel dikke tieten / 2e klas: "BAGDAD BRANDT"

2003-2004

Met veel genoegen denk ik terug aan de grootste delen van mijn middelbare school-periode. Ik denk dat de meesten dat wel hebben. De periode is voor mij vers, en loopt tot slechts een goed jaar geleden; ik ga zo nu en dan langs in een van de pauzes, een uurtje in het lerarenhok beppen met oud-docenten, die je opeens anders benaderen nu je hun leerling niet meer bent. De meeste van de oude vrienden zie ik ook vrij regelmatig. Toch vervagen de herinneringen zich tot één wazig blok van zes jaar; het geheugen maakt geen onderscheid tussen 'eerste fase' en 'tweede fase', veronachtzaamt jaartallen, en koppelt hooguit sporadisch media, nieuws en persoonlijke sfeer aan elkaar in één uniek moment. "De derde" slaat in mijn geval op het jaar september 2003-juni 2004, maar dat kan, zoals velen al in de comments lieten blijken, eigenlijk net zo goed tien jaar eerder of later zijn. De herinnering is wat telt.

Ik denk er veel, en graag, aan terug. Meestal op stille momentjes, in de bus of trein, wegzakkend in m'n kuipstoeltje bij urenlange hoorcolleges over de verschillende poëtische stijlen van het zestiende-eeuwse Engeland, of tijdens het veertien kilometer fietsen naar mijn werk. Laatst schrok ik, toen ik me besefte dat ik van één meisje de naam niet meer kan herinneren, hoe ik het ook probeer. Ik heb er dagen over gepeinsd. Toen schrok ik opnieuw, omdat het feit dat mensen niet meer weten hoe ze ook al weer heette voor dat meisje ongetwijfeld een bevestiging is van haar zelfbeeld. Mijn vrienden en ik rolden door het schoolsysteem zonder ooit ergens enige moeite voor te hoeven doen. We waren druk, gingen de discussie aan met leraren, deden domme dingen, beledigden elkaar continu, maar nooit hatelijk, hadden kortom lol, en het liefst zo veel mogelijk. Ikzelf was altijd op de voorgrond aanwezig, was tamelijk intelligent, cynisch, (te) open. Ik blafte zeker drie keer per dag volkomen willekeurig een nét niet gepaste opmerking door de klas over iets wat de leraar of een leerling zei.

Toen we de overgang van de tweede naar de derde klas hadden, bleef het systeem nog hetzelfde. We hadden wel een broekie van een natuurkundeleraar, een metalfan van twee- of 23, die ook nog Tesla van zijn achternaam heette. Hij had een hekel aan mij en mijn vrienden, omdat we te luidruchtig waren en hem altijd 'uitlulden'. "Ja, wacht maar," zei hij dan van achter zijn klus-toonbank met een opgeheven vingertje en een indringend bedoelde blik, "wacht maar tot jullie in de tweede fase komen. Dan komen jullie jezelf wel tegen." Vaak zei hij het nog wat bondiger. "Jullie gaan de tweede fase niet halen!" Wij haalden dan onze schouders op; we zouden wel zien wie er aan het langste eind zou trekken.

Gym was leuk, al was écht fysieke inspanning natuurlijk not done. Gym betekende een leraar uit Steenwijk, met een dik half-Fries accent, echt zo'n boerse rouwdouwer met een harde kaaklijn, waar de Steenwijkse vrouwen ongetwijfeld omheenzwermen. Het was een aardige vent van een jaar of 32, heette meneer Hak (niet van de appelmoes, red.), en begon de les altijd door voetbalveldjes aan te leggen met in een gele afvalcontainer naar het veld meegesjouwde 'hoedjes'; een soort plastic frisbee'tjes met een gat in het midden. Zijn velden waren Steenwijks, ofwel schots en scheef, en daar confronteerden wij hem altijd mee. Hij stond meestal een beetje met leerlingen die niet meegymden (we kennen vast allemaal het meisje dat zeker tweemaal zovaak ongesteld was, als al haar geslachtsgenoten), of schreeuwde willekeurig wat termen over het veld. Hij deed dat met zo'n diepe blaftoon, vanuit het middenrif. Hak beviel ons in zijn scheve voetbalveldjes te gaan staan, groepjes van vier, waarna we het spel begonnen. Mijn vrienden en ik zaten in één team, een paar giechelige meisjes tegenover ons.

Het meisje wiens naam ik vergeten ben, trapte uit. Heel zachtjes. Wij lieten de meisjes rustig komen, en pakten de bal af. In één uithaal trapte één van mijn vrienden de bal zo'n beetje richting het vrouwengoaltje. Halverwege stond naamloos.doc zo'n beetje te staan. Toen ik dat zag gebeurde alles klassiekerwijs in slow-motion; "HANS! KIJK 'NS EUT JE DOPP'N!", schreeuwde Hak langs de lijn, verstomd bleef een zevental spelers staan, het meisje keek haast schaapachtig anticiperend naar de naderende bal en kreeg het ding vervolgens werkelijk snoeihard tegen haar hoofd. Wij verwachtten allemaal Daffy Duck'iaanse taferelen met een bult tot Venus, duizend tranen, hulpeloos geschreeuw, sterretjes om haar hoofd, en snelden ons -natuurlijk stiekem verwachtingsvol- richting haar. Ze bleef staan, zei niets, vertrok haar mond tot een grimas die een vriendelijke lach zou moeten voorstellen, en liep weer verder. Stil. Behoedzaam. Ondoorgrondelijk.

Ze lachte nooit. Ze vertoonde sowieso eigenlijk geen emoties. Ineengedoken in het hoekje bij de deur, elke les die ik met haar volgde, en in de pauze zo onopvallend mogelijk bij de kapstok van de centrale hal, half tussen de jassen verscholen. Ook in de klas sprak ze alleen als ze een directe vraag kreeg van een leraar, nooit met iemand anders. De eerste keer dat ze een stuk tekst bij Nederlands moest voorlezen, was voor ons een openbaring; zo klonk het dus. Bijna fluisterend, op een in een rumoerige klas totaal onverstaanbaar niveau, las ze dan de alinea. Destijds fietste ik altijd naar school en terug met een meisje dat uit hetzelfde dorpje kwam; we noemen haar Medea. Ze was ontzettend intelligent, stond gemiddeld een 9,3, had oranjerood haar met een slag erin, een trendy rode bril en sproetjes. Onze fietstochtjes werkten meestal volgens een simpel principe: ik ouwehoerde een half uur over wat me bezig hield, zij ging daar gretig op in en wist er heel af en toe ook iets tussen te wurmen, hetgeen ik dan meestal droogkomisch afzeikte. Ik wist dat Medea in de pauze soms met John Doe stond, en vroeg haar op een gegeven moment of ze meer wist over het stille meisje.

"Nou, nee, ze zegt niet bepaald veel, je kunt er geen peil op trekken," zei Medea weifelend. "Maar dat stille... heb je geen idee waar dat vandaan komt?" Medea moest me het antwoord schuldig blijven. Ik bleef met de kwestie zitten, en vroeg door, zoals ik dat altijd deed. Tijd zat. "Ik vraag me toch af of een mens gewoon zo'n karakter kan hebben, of dat dat meer het gevolg is van een traumatische gebeurtenis in het verleden of heden." "Zoals?" "Nou, weet ik veel. Misschien is d'r vader een liefhebber van incest? Zijn ze strenggristelijk en wordt ze dictatoriaal overheerst? Wie zal het zeggen? Zij in ieder geval niet." Medea reageerde zoals ze altijd deed bij controverse, in de sfeer van 'oooh, dat mag je niet zeggen', waarna ik van onderwerp veranderde.

Een paar weken later vertelde Medea 's middags op de terugweg van school dat ze uitgenodigd was op de verjaardag van Incognito. Ik bulderde van het lachen en vertelde haar dat ze op moest letten op tekenen van een ontwrichte gezinssituatie, hoe haar ouders haar behandelden, hoe het huis eruit zag, of ze thuis net zo submissief was. De volgende dag stond ik om half acht gretig te wachten op antwoorden bij de rotonde waar de scholieren uit het dorpje standaard verzamelden. Medea wist weinig vragen te beantwoorden. Haar ouders waren even stil, het huis was zó schoon dat Medea zich al schuldig voelde als er een haar van haar hoofd op de grond zou vallen, en nóg was één van de weinige dingen die de moeder uit wist te brengen "let maar niet op de rommel". "Je bent trouwens weer een lekkere eikel hoor," zei ze lachend. "Ik zat daar, en kon mijn gedachten niet van het idee afhouden, wat jij laatst noemde. Incest." "Incest? Leek het daarop?" "Nee." "Oh. Heb je het nieuws gezien vanochtend? Wat een eikel is die JP, hè. Ze zouden 'm toch gewoon... -"

Ik ben er nooit achtergekomen, wat de oorzaak was van haar stilte. Ik weet ook niet hoe het met haar is afgelopen, wat ze nu studeert, of ze nog thuiswoont in de schimmige ogende, maar klinisch gereinigde boerderij, of dat ze stilletjes op een kamer zit. Als ik op zondagavond achter de computer ga zitten, en me bedenk welk onderwerp ik zal kiezen voor de komende column, welk verhaal ik uit kan werken, wat aan zal slaan. Dit verhaal stond eigenlijk zo'n beetje onderaan in de ranglijst, met bijvoorbeeld een tweedaags uitje naar Trier vér erboven. Toch schreef ik dit verhaal op. Waarom? Ik weet het niet. Misschien omdat juist de onvertelde verhalen die zich doorgaans stilletjes onder de oppervlakte houden en weemoedig wachten op een kans, er heimelijk om schreeuwen eindelijk eens verteld te worden.

Oh ja. Lianne.

Zo heette ze. Lianne.

Dat ik dat kon vergeten.

volgende week: de 4e klas

 

dit liedje spreekt voor zichzelf; 'chancenlos' van annett louisan.